Operation Manual

Hoofdstuk 6: De grafiek van getallenrijen plotten 114
Voor recursieve getallenrijen moet u één of meer beginwaarden invoeren, omdat de functie
verwijst naar niet-gedefinieerde items.
Indien elk item in de getallenrij wordt gedefinieerd aan de hand van de eerste recursiefunctie,
bijvoorbeeld
u(nN1), dan moet u een beginwaarde voor het eerste item opgeven.
Indien elk item in de getallenrij wordt gedefinieerd aan de hand van de tweede recursiefunctie,
bijvoorbeeld
u(nN2), dan moet u beginwaarden voor de eerste twee items invoeren. Voer de
beginwaarden steeds in de vorm van een lijst tussen accolades { } in en gebruik komma's als
scheidingsteken voor de verschillende waarden.
Voor de getallenrij u(n) is de waarde van het eerste item 0 en de waarde voor het tweede item 1.
De venster-variabelen instellen
Wanneer u de waarden van de venstervariabelen wilt bekijken, moet u p drukken. Aan de
hand van deze variabelen wordt het uitleesvenster gedefinieerd. De onderstaande waarden zijn de
standaardinstellingen voor de grafiekmodus Seq in zowel de hoekmodus Radian als Degree.
nMin moet een geheel getal | 0 zijn. nMax, PlotStart en PlotStep moeten gehele getallen | 1 zijn.
nMin=1
De kleinste waarde van n die wordt berekend
nMax=10
De grootste waarde van n die wordt berekend
PlotStart=1
Het nummer voor het eerste item dat moet worden geplot
PlotStep=1
De stapgrootte voor de waarde in n (alleen voor het plotten van
de grafiek)
Xmin=L10
De minimumwaarde van X in het uitleesvenster
Xmax=10
De maximumwaarde van X in het uitleesvenster
Xscl=1
De afstand tussen de maatstreepjes voor de X-as (schaal)
Ymin=L10
De minimumwaarde van Y in het uitleesvenster
Ymax=10
De maximumwaarde van Y in het uitleesvenster
Yscl=1
De afstand tussen de maatstreepjes voor de Y-as (schaal)