Operation Manual

Hoofdstuk 5: Grafieken in poolcoördinaten pltten 108
Venster-variabelen en de menu’s Y-VARS
In het basisscherm of een programma kunt u de volgende handelingen uitvoeren:
Toegang krijgen tot functies door de naam van de vergelijking als variabele te gebruiken. Deze
functienamen zijn beschikbaar in het YVARS snelmenu (t a).
vergelijkingen in poolcoördinaten selecteren of deselecteren.
vergelijkingen in poolcoördinaten opslaan.
waarden rechtstreeks in de venstervariabelen opslaan.
Een grafiek in poolcoördinaten onderzoeken
De vrij beweegbare cursor
U kunt deze cursor in de grafiekmodus Pol precies op dezelfde manier gebruiken als in de
grafiekmodus Func. Als u in de
RectGC-opmaak de cursor verplaatst, worden de waarden van X en
Y bijgewerkt; indien de
CoordOn-opmaak geselecteerd staat, worden de X- en Y-waarden
weergegeven. In de
PolarGC-opmaak worden de variabelen X, Y, R en q bijgewerkt; indien de
CoordOn-opmaak geselecteerd staat, worden de R- en q-waarden weergegeven.
TRACE
Om de TRACE functie (volgen) te activeren, moet u r drukken. Wanneer u de TRACE functie
hebt geactiveerd, kunt u de volgcursor telkens één q
step over de grafiek van de vergelijking
verplaatsen. Wanneer u de volgprocedure begint, zal de volgcursor zich ter hoogte van de eerst
geselecteerde functie op de positie q
min bevinden. Als de ExprOn functie werd geselecteerd, zal de
functie worden getoond. In de
RectGC-opmaak kunt u met de TRACE functie de waarden van X, Y.
En q bijwerken; indien de
CoordOn-opmaak staat geselecteerd, worden de variabelen X, Y en q
weergegeven. In de
PolarGC-opmaak kunt u met de TRACE functie de variabelen X, Y, R en q
bijwerken; indien de
CoordOn-opmaak geselecteerd staat, worden R en q weergegeven.