Operation Manual

Hoofdstuk 3: De grafiek van functies Inhoud van dit hoofdstuk 94
value
value berekent één of meer op dat ogenblik geselecteerde functies voor een opgegeven waarde
van X.
Als u een geselecteerde functie wilt berekenen voor een gegeven X, moet u als volgt te werk
gaan.
1. Kies in het menu CALCULATE de optie 1:value. De grafiek wordt weergegeven en onderaan
links verschijnt
X=.
2. Voer nu een reële waarde (u kunt ook een uitdrukking invoeren) voor X tussen Xmin en Xmax
in.
3. Druk Í.
De cursor bevindt zich op de functie die in het Y= scherm als eerste werd geselecteerd, ter hoogte
van de
X-waarde die u hebt ingevoerd. De coördinaten worden op het scherm getoond, zelfs
indien de opmaakinstelling
CoordOff werd gekozen.
Om de cursor van de ene functie naar de andere te laten overspringen op dezelfde
X-waarde die u
hebt ingevoerd, drukt u } of . Als u de vrij beweegbare cursor opnieuw wilt instellen, drukt u |
of ~.
zero
zero gaat op zoek naar een nulwaarde (snijpunt met de x-as of wortel) van een functie. Functies
kunnen meer dan één waarde hebben waarvoor een snijpunt met de x-as optreedt; de functie
zero
zoekt de nulwaarde die het dichtst bij uw opgegeven testwaarde ligt.
De tijd die
zero nodig heeft om de juiste nulwaarde te vinden, zal afhankelijk zijn van de
nauwkeurigheid van de waarden die u hebt opgegeven voor de linker- en rechtergrens maar ook
van de nauwkeurigheid van uw testwaarde.
2: zero
Zoekt een nulwaarde (snijpunt met de x-as) van een functie.
3: minimum
Berekent een minimum van een functie.
4: maximum
Berekent een maximum van een functie.
5: intersect
Zoekt een snijpunt van twee functies.
6: dy/dx
Berekent een numerieke afgeleide van een functie.
7: f(x)dx
Berekent een numerieke integraal van een functie.
CALCULATE