Operation Manual
TI-83 Plus De grafiek van functiesInhoud van dit hoofdstuk 147
Grafieken onderzoeken met de functie
TRACE
De volgfunctie (TRACE) beginnen
Met behulp van de volgfunctie
TRACE
kunt u de cursor van het ene
geplotte punt van een kromme van een functie naar het andere
verplaatsen. Om de volgprocedure te starten, drukt u
r
. Als op dat
ogenblik nog geen grafiek op het scherm staat weergegeven, zal deze
worden geplot nadat u
r
hebt gedrukt. De volgcursor staat nu op de
functie die in het
Y=
scherm eerst werd geselecteerd, en wel op de
middelste waarde van
X
op het scherm. De coördinaten van de cursor
worden onderaan het scherm getoond. De
Y=
uitdrukking verschijnt links
bovenaan het scherm indien de opmaakinstelling
ExprOn
werd gekozen.
De volgcursor langs de grafiek bewegen
Om de volgcursor te verplaatsen . . . Gaat u als volgt te werk:
Naar het vorige of volgende
geplotte punt
Druk
|
of
~
.
Vijf geplotte punten op de grafiek
van de functie verder (afhankelijk
van de instelling voor
Xres
)
Druk
y
|
of
y
~
.
Naar een geldige waarde van
X
op
de grafiek van de functie
Voer een waarde in en druk
Í
.
Van de ene functie naar de andere Druk
}
of
†
.