User Manual
Table Of Contents
106 Instructies voor gebruik en onderhoud
NL
1. Montage
Er wordt aanbevolen om het toestel zo dicht mogelijk te plaatsen bij
de plaats waar het warme water benodigd is om het warmteverlies in
het leidingwerk te verminderen. Bij montage op de wand wordt het
toestel aan de op de mantel opgehangen. Het ophangen geschiedt
aan twee haken die aan de wand stevig vastgemaakt zijn (de haken
worden niet standaard meegeleverd).
Om materiële schades ter plaatse of bij (derde) personen
te voorkomen als gevolg van eventuele storingen aan de
warmwatervoorziening, moet de boiler enkel in lokalen worden
geïnstalleerd met een deugdelijke waterdichting van de vloeren
alsmede met een drainage (waterafvoer naar het riool). In geen
geval mag de boiler op voorwerpen rusten die gevoelig zijn voor
vocht. Indien de boiler zich in een onbeschermde ruimte moet
bevinden, dan is het noodzakelijk om een carter onder de boiler
te plaatsen, met een waterafvoergoot naar het rioolnet
.
Opmerking
:
de beschermkuip behoort niet tot de kit en wordt door
de gebruiker gekozen/aangekocht
.
2. Aansluiten van de boiler op het leidingen netwerk
Afbeelding 4a – Installatie schema boven de wastafel.
Afbeelding 4b- Installatie schema onder de wastafel.
Legenda: 1- Inkomende pijp; 2 – beschermklep; 3 - reduceerventiel (bij
druk in de pijpleiding boven 0.6 MPa); 4 - stopkraan; 5 – trechter met
verbinding naar de riolering; 6 - drainagebuis; 7 – uitlaatkraan van de
boiler .
Bij het aansluiten van de boiler op het leidingen netwerk moet men
opletten op de aangeduide gekleurde ringen: blauwe ring voor koud /
het inkomende/ water, rode ring voor warm /het uitkomende/ water.
De beschermklep/inlaatcombinatie die erbij is geleverd moet
gemonteerd worden. Deze wordt op de ingang van het koud water
geplaatst, in overeenstemming met de op het corpus staande pijl die
de richting van het inkomende water aanduidt.
Uitzondering: Indien de plaatselijke regelingen (normen) bepalen het
gebruik van een andere beschermklep of installatie (conform EN 1487
of EN 1489), dan dient een extra beschermklep aangekocht te worden.
Voor installaties conform EN 1487 moet de hoogste aangegeven druk
0.7 MPa zijn. Voor andere beschermkleppen moet de druk waaraan ze
gekalibreerd zijn 0,1 MPa lager dan de op het bordje van het toestel
aangeduide druk. In deze gevallen moet men de samen met het toestel
aangeleverd beschermklep niet gebruiken.
Een andere stoppende armatuur tussen de beschermklep
(bescherminstallatie) en het toestel is niet toegelaten.
De aanwezigheid van andere (oude) beschermkleppen kan tot
schade van uw toestel leiden en deze moeten verwijderd worden.
Het schroeven van de beschermklep aan schroefdraden met
een lengte boven 10 mm is niet toegelaten, anders kan dat tot
schade van uw beschermklep leiden die gevaarlijk voor uw toestel is.
Bij de boilers voor verticale montage moet de beschermklep
met de inkomende pijp verbonden worden als het plastic
paneel van het toestel verwijderd is. Nadat de montage hiervan, moet
de beschermklep in de op afbeelding 2 aangewezen positie zijn.
De beschermklep en de hieruit naar de boiler uitgaande pijpleiding
moeten tegen bevriezing beschermd worden. Bij draineren door een
drainagebuis moet het vrije einde hiervan open aan de atmosfeer (niet
ondergedompeld) zijn. De drainagebuis moet ook tegen bevriezing beveiligd zijn.
Om het toestel met water te vullen moet eerst de warm
waterkraan geopend worden en daarna de koud waterkraan
Het toestel is vol, wanneer uit de meng/kraan een constante
stroom water begint te komen. De warm waterkraan sluiten.
Indien de boiler leeggemaakt moet worden, eerst de
elektrische stroom hiernaartoe onderbreken. De warm
waterkraan van de mengkraan openen. De kraan 7
(afbeelding 3) openen om het water uit de boiler weg te laten
lopen. Indien in de installatie geen kraan geïnstalleerd is, kan
men de boiler als volg leegmaken:
•
bij modellen die in de kit een beschermklep voorzien van een
stangetje bevatten: het hendeltje omhoog brengen en het water zal
door de drainageopening van de beschermklep weglopen.
• bij modellen die in de kit geen beschermklep voorzien van een
handeltje bevatten: de boiler kan rechtstreeks uit de inkomende pijp
hiervan leeggemaakt worden door de boiler vooraf van de leiding los
te maken.
Tijdens de verwijdering van de flens kan een paar liter water weglopen
die in het waterreservoir zijn achtergebleven.
Tijdens het leegmaken moet men maatregelen nemen
om schade door het weglopende water te voorkomen.
In geval dat de druk in het leidingnet hoger dan de in paragraaf I
hierboven is, dan moet men een reduceerventiel monteren, anders zal
de boiler niet correct geëxploiteerd worden. De fabrikant is niet
aansprakelijk voor problemen die uit onjuiste exploitatie van het
toestel zijn voortgevloeid.
3. Aansluiten op het elektrische netwerk
.
Alvorens de elektrische voeding in te schakelen, ervoor
zorgen dat het toestel met water gevuld is.
3.1. Bij de modellen voorzien van een voedingskabel met een
stekker geschiedt de verbinding door de stekker in een stopcontact te
plaatsen
.
De uitschakeling van het elektrische netwerk geschiedt door
de stekker van het stopcontact te halen.
Het stopcontact moet op de juiste wijze aangesloten worden
op een afzonderlijke stroomkring voorzien van een
aardlekschakelaar. Het stopcontact moet geaard zijn.
3.2. Waterverwarmers die tot een kit behoren die een voedingskabel
zonder stekker bevat.
Het toestel moet aangesloten worden op een afzonderlijke
stroomkring, voorzien van een aardlekschakelaar met aangegeven
nominale stroom 16А (20A voor vermogen >3700W). De aansluiting
moet constant zijn: zonder stekkerverbindingen. De stroomkring
moet beveiligd worden door een aardlekschakelaar met een
ingebouwde installatie die alle polen onderbreekt in geval van
overspanning categorie III.
Het aansluiten van de aders van de voedingskabel van het toestel
dient als volgt uitgevoerd te worden:
• De ader met bruine isolatie: op de fase van de elektrische installatie
(L)
• De ader met blauwe isolatie: op de nul van de elektrische installatie
(N)
• De ader met geelgroene isolatie: op de aarde van de elektrische
installatie
( )