User Manual

5 Eerste stappen
22
Camera in-/uitschakelen
1. Beschermkapje van het objectief nemen.
2. Op [
] drukken.
- Het startscherm wordt weergegeven op het display. De
typeaanduiding van de camera en de firmwareversie worden
weergegeven.
- Na de opwarmtijd wordt de meetweergave geopend.
- De camera voert elke 60 seconden een automatische
nulpuntcompensatie uit. Dit is te herkennen aan een klikkend
geluid. Het beeld wordt daarbij kort bevroren.
> Uitschakelen: op [
] drukken.
- Het display gaat uit en de camera wordt uitgeschakeld.
Beeld handmatig scherpstellen
> Draairing van het objectief draaien tot het beeld scherp is.
Beeld opnemen (bevriezen/opslaan)
1. op [Trigger] drukken.
- Het beeld wordt bevroren (stilstaand beeld).
Als het beeld moet worden opgeslagen, kan met de linker
snelkeuzetoets [Map] de gewenste locatie worden ingesteld,
dg_ref_source_inline>Messungen durchführen | Speicherort
wählen</dg_ref_source_inline>.
IR-beeld of IR-/Echt beeld wordt weergegeven: IR-beeld wordt
opgeslagen, echt beeld wordt als bijlage van het IR-beeld in
hetzelfde bestand opgeslagen (ook bij het opslaan in IR-beeld-
modus)
1
.
Echt beeld wordt weergegeven: Echt beeld wordt opgeslagen.
2. Beeld opslaan: nogmaals op [Trigger] drukken of: [OK]
drukken.
of
beeld annuleren: op [ESC] drukken.
zie Locatie voor opslaan (map) selecteren, pagina 41
1
In de galerij worden alle opgeslagen beelden weergegeven in beeld-in-beeld
modus.