Operation Manual

- 22 -
te verdelen tot terug een normale temperatuur bereikt
is. Het herstel is automatisch.
- Fabrieksaf heeft de batterijlader 2 verschillende
beschermingen die toestaan fouten van verbinding en/
of initialisering te voorkomen en de stroom van laden te
beperken in ongunstige situaties (deze beschermingen
werken volgens de modaliteiten geïllustreerd in het
deel BESCHRIJVING VAN DE BATTERIJLADER).
Voor de gebruiker is het mogelijk deze beschermingen
gedeeltelijk of volledig weg te nemen (3 NIVEAUS van
bescherming) volgens de volgende procedure:
- In modaliteit TEST gedurende ongeveer 5 seconden
op de toets I / V drukken tot de lopende visualisering
onderbroken wordt en een van de afkortingen L1, L2 of
L3 verschijnt.
- Aan de potentiometer draaien om het gewenste niveau
van bescherming te selecteren:
L1 maximum bescherming met herkenning fout van
verbinding en/of initialisering actief en beperking van
de stroom van laden actief;
L2 medium bescherming met alleen de herkenning fout
van verbinding en/of initialisering actief;
L3 alle beschermingen gedeactiveerd.
OPMERKING: het niveau van bescherming
gevisualiseerd in het begin hangt uitsluitend af van de
huidige stand van de potentiometer.
- de uitgevoerde keuze opslaan en hierbij op de toets I /
V drukken.
OPMERKING: Om het laden van sterk ontladen of
batterijen met zwavel toe te staan, is het mogelijk dat
men alle types van bescherming moet deactiveren.
Bij iedere aanschakeling gaat de batterijlader
automatisch naar het maximum niveau van
bescherming (L1).
7.NUTTIGERAADGEVINGEN
- Mogelijke incrustaties van oxide wegnemen van de
positieve en negatieve klemmen zodanig dat men een
goed contact van de tangen garandeert.
- Strikt vermijden de twee tangen in contact te brengen
wanneer de batterijlader op het net is aangesloten. In
dit geval zal de zekering verbranden.
- Indien de batterij waarmee men deze batterijlader
wenst te gebruiken è permanent op een voertuig is
aangesloten, moet men ook de handleiding instructie en/
of onderhoud van het voertuig raadplegen op het punt
”ELEKTRISCHE INSTALLATIE” of ”ONDERHOUD”. Bij
voorkeur, vóór het opladen, de positieve kabel die deel
uitmaakt van de elektrische installatie van het voertuig
loskoppelen.
- De spanning van de batterij controleren voordat men
ze aansluit op de batterijlader, men herinnert eraan
dat 3 doppen een batterij van 6Volt onderscheiden, 6
doppen 12Volt. In sommige gevallen kunnen er twee
batterijen van 12Volt in serie zijn, in dit geval vraagt
men een spanning van 24Volt om beide accu’s op
te laden. Controleren of ze dezelfde karakteristieken
hebben teneinde een onevenwicht bij het opladen te
voorkomen.
- Voordat men een startoperatie uitvoert, een snelle
oplading met een duur van enkele minuten uitvoeren:
dit zal de startstroom beperken, waarbij ook minder
stroom van het net wordt gevraagd. Men moet zich
herinneren, voordat de start van het voertuig wordt
uitgevoerd, te controleren of de batterij goed verbonden
is met de desbetreffende klemmen (+ en -) en of ze in
goede staat is (niet gesulfoneerd en niet defect).
Nooit op geen enkele manier startoperaties van
voertuigen uitvoeren met de batterijen losgekoppeld
van de desbetreffende klemmen; de aanwezigheid
van de batterij is bepalend voor het elimineren van
eventuele te grote spanningen die gegenereerd zouden
kunnen worden als effect van de energie opgehoopt in
de verbindingskabels tijdens de startfase.
- Indien de start niet plaatsvindt, niet aandringen, maar
enkele minuten wachten en de operatie van snel
opladen herhalen.
- De startoperaties moeten altijd utgevoerd worden met
een uitgeschakelde batterij, zie paragraaf START.
____________________(DK)____________________
INSTRUKTIONSMANUAL
GIV AGT: LÆS BRUGERVEJLEDNINGEN
OMHYGGELIGT IGENNEM, FØR BATTERILADEN
TAGESIBRUG.
1.ALMENESIKKERHEDSREGLERFORANVENDELSE
AFDENNEBATTERILADER
- Under opladningen dannes der eksplosive gasser.
Eliminér risici for amme og gnistdannelse. RYG
IKKE!
- Placér batterierne på et sted med god udluftning, mens
de oplades.
- Uerfarnepersonerskaloplærespåpassendevis,
førdetagerapparatetibrug.
- Personer (derunder børn), hvis psykiske, fysiske
og sensoriske evner ikke er tilstrækkelige til at
anvendedette apparatkorrekt, skal overvåges af
en person, der er ansvarlig for deres sikkerhed
underanvendelsen.
- Holdøjemedbørnene,ogsørgfor,atdeikkeleger
medapparatet.
- Anvend udelukkende batteriladeren indendørs
steder med tilstrækkelig ventilation: UDSÆT IKKE
OPLADEREN FOR REGN OG SNE!
- Træk altid først stikket ud af stikkontakten, før
ladekablerne sluttes til eller tages af batteriet.
- Batteriladen ikke være i funktion, mens tængerne
sluttes til eller tages af batteriet.
- Anvend aldrig batteriladeren inde i et køretøj eller i
motorhjelmen.
- Forsyningsledningen udelukkende udskiftes med
et originalt.
- Batteriladeren ikke anvendes til opladning af
batterier, der ikke kan genoplades.
- Kontrollér om netspændingen, som er til rådighed,
stemmer overens med angivelserne på batteriladerens
typeskilt.
- For at undgå at beskadige køretøjernes elektronik
under opladning og igangsætning med batteriladeren,
skal man læse, opbevare og nøje overholde
anvisningerne fra det pågældende køretøjs fabrikant
samt batteriproducentens anvisninger.
- Denne batterilader indeholder dele såsom
strømafbrydere og relæer, som kan fremkalde lysbuer
og gnister. Hvis batteriladeren anvendes et
bilværksted eller lignende, bør den således placeres
på et sikkert sted eller opbevares i egnet indpakning.
- Reparations- og vedligeholdelsesarbejde
batteriladeren må kun udføres af erfarne fagmænd.
- GIV AGT: MAN SKAL ALTID TRÆKKE STIKKET
UDAF STIKKONTAKTEN, FØR DER FORETAGES
ENHVERFORMFORENKELVEDLIGEHOLDELSE
PÅBATTERILADEREN,FARE!
- Kontrollér om stikkontakten er forsynet med
jordforbindelse.
- Hvis den anvendte model ikke er forsynet dermed, skal
der forbindes stik, hvis ydeevne passer til sikringens
værdi ifølge anvisningerne på typeskiltet.