Operation Manual
- 21 -
positieve klem van de batterij (symbool +).
- De zwarte tang voor het opladen verbinden met het
chassis van de auto, uit de buurt van de batterij en van
de buis van de brandstof.
OPMERKING indien de batterij niet in de auto
geïnstalleerd is, zich rechtstreeks verbinden met de
negatieve klem van de batterij (symbool -).
- De batterijlader voeden door de voedingskabel in het
netcontact te steken en hierbij de hoofdschakelaar op
ON zetten.
- De spanning van de batterij controleren en veriëren
of de instellingen uitgevoerd op het paneel van de
batterijlader compatibel zijn met de karakteristieken
van de te laden batterij. Deze nazichten moeten
uitgevoerd worden met de overeenstemmende toets in
de modaliteit “Test”.
LADEN
- De overeenstemmende toets indrukken en hierbij
overgaan naar de modaliteit “CHARGE”.
- Op een adequate manier de stroom initialiseren middels
de potentiometer op het frontaal paneel (FIG.B-5).
- De parameters spanning van batterij en stroom van
laden monitoreren op het display middels de toets V / I
(FIG.B-9)
AUTOMATISCHLADEN
De overeenstemmende toets indrukken en hierbij
overgaan naar de modaliteit “TRONIC”.
Tijdens deze fase controleert de batterijlader constant
de spanning aanwezig op de uiteinden van de batterij, en
verdeelt of onderbreekt hierbij automatisch, indien nodig,
de stroom van laden naar de batterij.
Ook in dit geval is het mogelijk de parameters spanning
van batterij en stroom van laden te monitoreren op het
display middels de toets V / I .
De stroom van laden kan geïnitialiseerd worden volgens
de geïllustreerde modaliteit. Tijdens de fasen van
onderbreking verschijnt op het display het opschrift
“END”.
OPGELET:HERMETISCHEBATTERIJEN.
Indien het nodig blijkt te zijn dit soort
batterijen te moeten opladen, moet men
uiterst aandachtig tewerk gaan. Een trage
oplading uitvoeren en hierbij de spanning naar de
klemmen van de batterij onder controle houden.
Wanneerdezespanning,beschikbaaralsparameter
“V”ophetdisplay,de14,4Vbereiktvoordebatterijen
aan12V(28,8Vvoordebatterijenaan24V)raadtmen
aanhetladenteonderbreken.
Gelijktijdigopladenvanmeerderebatterijen(FIG.E)
Dit soort operaties uiterst voorzichtig uitvoeren: OPGELET;
geen batterijen opladen met een verschillende capaciteit,
aading en typologie.
Indien men meerdere batterijen tegelijkertijd moet
opladen, kan men beroep doen op verbindingen in ”serie”
of in ”parallel”. Tussen de twee systemen P raadt men de
verbinding in serie aan omdat men op deze manier de
stroom kan controleren die in iedere batterij circuleert die
analoog zal zijn aan diegene die gesignaleerd wordt als
parameter “ I ” op het display.
OPMERKING: In het geval van een verbinding in
serie van twee batterijen die een nominale spanning
hebben van 12V, moet men 24V selecteren middels de
overeenstemmende toets.
EINDELADEN
- De overeenstemmende toets indrukken en hierbij
overgaan naar de modaliteit “TEST”.
- De voeding van de acculader wegnemen en hierbij de
schakelaar (indien aanwezig) op OFF plaatsen en/of
de voedingskabel uit het contact van het net nemen.
- De zwarte tang van het opladen loskoppelen van het
chassis van de auto of van de negatieve klem van de
batterij (symbool -).
- De rode tang van het opladen loskoppelen van de
positieve klem van de batterij (symbool +).
- De batterijlader op een droge plaats opbergen.
- De cellen van de batterij terug sluiten met de speciaal
daartoe bestemde doppen (indien aanwezig).
START
Voordatmendestartvanhetvoertuiguitvoert,moet
mencontrolerenofdebatterijgoedverbondenismet
dedesbetreffendeklemmen(+en-)eningoedestaat
is(nietgesulfoneerdennietdefect).
Nooit op geen enkele manier startoperaties van
voertuigenuitvoerenmetdebatterijenlosgekoppeld
van de desbetreffende klemmen; de aanwezigheid
vandebatterijisbepalendvoor het eliminerenvan
eventuele te grote spanningen die gegenereerd
zouden kunnen worden als effect van de energie
opgehoopt in de verbindingskabels tijdens de
startfase.
Voor de start de commutator (indien aanwezig) of de
deviator in de stand van start zetten op de spanning ter
hoogte van de middelste.
FIG.B
Voordat men aan de startsleutel draait, is het noodzakelijk
een snel opladen van 5-10 minuten uit te voeren, dit zal
de start veel vergemakkelijken.
Desnelleoplaadoperatiemoetzorgvuldiguitgevoerd
wordenmetdebatterijladerindestandvanopladen
enNIETvanstart.
OPGELET: Voordat men de operaties uitvoert
moet men aandachtig de waarschuwingen van
de fabrikanten van de voertuigen in acht nemen!
- Ervoor zorgen dat de voedingslijn beschermd is met
zekeringen of automatische schakelaars met de
overeenstemmende waarde aangeduid op de plaat
met het symbool (
).
- Teneinde verhittingen van de batterijlader te
voorkomen, moet men de startoperatie uitvoeren met
een NAUWKEURIG respect voor de cycli van werk/
pauze aangeduid op het toestel (voorbeeld: START 3s
ON 120s OFF-5 CYCLES). Bovendien niet aandringen
indien de motor van het voertuig niet start: dit zou
immers de batterij of zelfs de elektrische uitrusting van
het voertuig ernstig kunnen compromitteren.
6.BESCHERMINGENVANDEBATTERIJLADER(FIG.F)
De batterijlader è uitgerust met bescherming die ingrijpt
in geval van:
- Overlading (excessieve verdeling van stroom naar de
batterij).
- Kortsluiting (tangen voor het opladen in contact met
elkaar geplaatst).
- Omkering van polariteit op de klemmen van de
batterij.
In de toestellen voorzien van zekeringen is het verplicht,
in geval van vervangingen, analoge reserve onderdelen
te gebruiken die dezelfde waarde van nominale stroom
hebben.
OPGELET: De zekering niet vervangen met
waarden van stroom die verschillen van
diegenedieopdeplaatstaanaangeduid,dit
zou schade kunnen berokkenen aan dingen of
personen. Omwille van dezelfde reden moet men
absoluutvermijdendatdezekeringvervangenwordt
metkoperenbruggenofandermateriaal.
De operatie van de vervanging van de zekering
moetaltijdwordenuitgevoerdmetdevoedingskabel
LOSGEKOPPELDvanhetnet.
ALARMENENBESCHERMINGEN(FIG.D).
- Thermostatische bescherming die geïdenticeerd kan
worden middels de afkorting “°C ” op het display: wijst
erop dat binnen in de batterijlader een excessieve
temperatuur werd bereikt; deze blijft aan zonder stroom