Operation Manual
- 20 -
aansluiten die een vermogen hebben dat geschikt
is voor de op de plaat aangeduide waarde van de
zekering.
2.INLEIDINGENALGEMENEBESCHRIJVING
- Deze batterijlader staat het opladen van batterijen met
lood en vrije elektrolyt toe gebruikt op motorvoertuigen
(benzine en diesel), motoretsen, schepen, enz.
- Accumulators oplaadbaar in functie van de beschikbare
spanning van uitgang: 6V / 3 cellen; 12V / 6 cellen; 24V
/ 12 cellen.
- De bak waarin deze è geïnstalleerd is heeft een
beschermingsgraad IP 20 en è is beschermd door
indirecte contacten middels een aardegeleider zoals
voorgeschreven wordt voor de toestellen in klasse
.
3.INSTALLATIE
INRICHTING(FIG.A)
- De batterijlader uitpakken, overgaan tot de montage
van de losse componenten die in de verpakking zitten.
- De modellen op wagen moeten in verticale stand
geïnstalleerd worden.
PLAATSINGVANDEBATTERIJLADER
- Tijdens de werking de batterijlader op een stabiele
manier installeren en ervoor zorgen dat de
luchtdoorgang niet verstopt wordt middels speciaal
daartoe bestemde openingen zodanig dat een
voldoende ventilatie gegarandeerd is.
AANSLUITINGOPHETNET
- De batterijlader mag uitsluitend aangesloten worden
op een voedingssysteem met een neutraalgeleider
verbonden met de aarde.
Controleren of de netspanning overeenstemt met de
spanning van werking.
- De voedingslijn moet uitgerust zijn met
beschermingssystemen zoals zekeringen of
automatische schakelaars, voldoende om de maximum
absorptie van het toestel te verdragen.
- De aansluiting op het net è moet uitgevoerd worden
met een speciale kabel.
- Eventuele verlengsnoeren van de voedingskabel
moeten een adequate doorsnede hebben die nooit
kleiner mag zijn dan diegene van de geleverde kabel.
- Het is altijd verplicht het toestel met de aarde te
verbinden, gebruik makend van de geel-groene geleider
van de voedingskabel, gemarkeerd met het etiket (
), terwijl de andere twee geleiders verbonden moeten
worden met de netspanning.
4.BESCHRIJVINGVANDEBATTERIJLADER
Dit model is een batterijlader/starter die elektronisch
gecontroleerd wordt door een microcontroller.
Voor wat betreft het gedeelte van regeling en signalering
is het mogelijk te onderscheiden (FIG.B):
1- Hoofdschakelaar 0/OFF I/ON (verlicht).
2- Deviator selectie LADEN, START.
3- Positieve verbindingscontacten 12V / 24V.
4- Negatieve rechtstreekse uitgang.
5- Potentiometer voor de regeling van de stroom van
laden:
De geïnitialiseerde waarde wordt gedurende enkele
seconden gevisualiseerd op het display, tijdens het
laden, telkens de potentiometer zelf gedraaid wordt (in
fase van regeling knippert ook de led “ I ”).
6- Selectietoets van de spanning van de batterij(en) 12V
/ 24V.
7- Selectietoets van de parameter I / V te visualiseren op
het display:
- V = spanning in Volt;
- I = stroom in Ampères.
8- Selectietoets van de werkwijze TEST, CHARGE,
TRONIC:
- TEST laden niet actief.
In deze modaliteit is het mogelijk het nazicht van
de waarde van spanning van de batterij uit te
voeren alsook de controle van de staat ervan (met
wisselende visualisatie op het display FIG.C).
De batterijlader is bovendien in staat te signaleren of
de verbinding van de klemmen van laden 12V / 24V
compatibel is met de overeenstemmende selectie
van de toets 12V / 24V.
In geval van een verkeerde verbinding of setting
verschijnt op het display de knipperende afkorting
“Err” tot aan de oplossing van het inconveniënt.
OPMERKING: Deze bescherming kan uitgesloten
worden vanwege de gebruiker (voor bijkomende
details het deel BESCHERMINGEN raadplegen).
- CHARGE laden actief.
Staat toe de batterij(en) te laden met constante
stroom volgens de ingestelde waarde altijd in verband
met de capaciteit van de batterij (Ah).
Wanneer een bepaald niveau van spanning van
batterij van einde laden bereikt is, wordt deze met de
tijd behouden.
Indien de spanning van batterij bovendien bijzonder
laag blijkt te zijn, wordt er een vaste stroom van circa
2A verdeeld tot de veiligheidsspanning van 1,5V/
element bereikt is. In deze omstandigheden van
werking wisselt op het display de visualisering van
de waarde van de vastgelegde stroom af met die van
de afkorting “ LCC ”.
OPMERKING: Deze bescherming kan uitgesloten
worden vanwege de gebruiker (voor bijkomende
details het deel BESCHERMINGEN raadplegen).
- TRONIC automatisch laden actief.
Staat toe de batterij(en) te laden op automatische
wijze met werkingen analoog aan de vorige modaliteit
maar met vooraf bepaalde drempels van spanning.
9- Display voor de visualisering van de geselecteerde
parameter. Er worden bovendien enkele afkortingen
gevisualiseerd in verband met de aanwezige conditie /
modaliteit (FIG.D).
5.WERKING
VOORBEREIDINGVOORHETOPLADEN
NB: Voordat men overgaat tot het opladen, moet
menveriërenofdecapaciteitvandebatterijen(Ah)
diemenwenstteonderwerpenaanhetopladenniet
kleiner is dan diegene die aangeduid staat op de
plaat(Cmin).
Bij het uitvoeren van de instructies nauwkeurig de
hiernaaangegevenvolgordevolgen.
- De eventueel aanwezige deksels van de batterij
wegnemen, ì zodanig dat de gassen die zich
ontwikkelen tijdens het opladen naar buiten kunnen
komen.
- Controleren of het niveau van de elektrolyt de platen
van de batterijen dekt; indien deze bloot blijken te
liggen, gedistilleerd water toevoegen tot ze 5 -10 mm
bedekt zijn.
OPGELET:UITERSTVOORZICHTIGTEWERK
GAANTIJDENSDEZEOPERATIEOMDATDE
ELEKTROLYT EEN UITERST CORROSIEF
ZUURIS.
- Men herinnert eraan dat de juiste staat van opladen
van de batterijen alleen bepaald kan worden gebruik
makend van een densimeter, die toestaat de specieke
densiteit van de elektrolyt te meten.
indicatief zijn de volgende waarden van densiteit van
opgeloste stof geldig (Kg/l op 20°c):
1.28 = opgeladen batterij
1.21 = half ontladen batterij
1.14 = ontladen batterij
- De polariteit van de klemmen van de batterij veriëren:
positief het symbool + en negatief het symbool -.
OPMERKING: indien de symbolen zich niet
onderscheiden moet men zich herinneren dat de
positieve klem diegene is die niet verbonden is met het
chassis van de auto.
- De rode tang voor het opladen verbinden met de