Operation Manual
- 19 -
corrente de carga activa;
L2 protecção intermediária com activo exclusivamente o
reconhecimento de erro de ligação e/ou conguração;
L3 desabilita todas as protecções.
NOTA: o nível de protecção visualizado inicialmente
depende exclusivamente da posição actual do
potenciómetro.
- salve a escolha efectuada carregando a tecla I / V.
NOTA: Para permitir a carga de baterias muito
descarregadas ou sulfatadas é possível que seja
necessário desabilitar todos os tipos de protecção.
A cada ligação o carregador de baterias vai
automaticamente no nível de protecção máximo (L1).
7.CONSELHOSÚTEIS
- Limpar os bornes positivo e negativo de possíveis
incrustações de óxido a m de garantir um bom
contacto das pinças.
- Evitar absolutamente de colocar em contacto as duas
pinças quando o carregador de baterias estiver inserido
na rede. Neste caso haverá a queima do fusível.
- Se a bateria com a qual se quer usar este carregador
de baterias estiver permanentemente inserida num
veículo, consultar também o manual de instruções
e/ou de manutenção do veículo no capítulo
”INSTALAÇÃO ELÉCTRICA” ou ”MANUTENÇÃO”. É
preferível desligar, antes de efectuar o carregamento,
o cabo positivo que faz parte da instalação eléctrica do
veículo.
- Controlar a tensão da bateria antes de ligá-la ao
carregador de baterias, deve ser lembrado que 3
tampas diferencia uma bateria de 6Volts, 6 tampas
12Volts. Em alguns casos pode haver duas baterias
com 12 Volts em série, neste caso é necessária uma
tensão de 24 Volts para carregar ambos os dois
acumuladores. Controlar que tenham as mesmas
características para evitar desequilíbrio na carga.
- Antes de efectuar um arranque execute sempre uma
carga rápida com duração de alguns minutos: isso
limitará a corrente de arranque, exigindo também
menos corrente da rede. Verique antes de executar
o arranque do veículo, que a bateria esteja bem ligada
nos respectivos bornes (+ e -) e esteja em bom estado
(não sulfatada e sem avaria).
Não execute de maneira nenhuma arranques de
veículos com baterias desligadas dos respectivos
bornes; a presença da bateria é determinante para a
eliminação de eventuais sobretensões que podem ser
geradas por efeito da energia acumulada nos os de
ligação durante a fase de arranque.
- Se o arranque não acontece, não insista, mas espere
alguns minutos e repita a operação de carga rápida.
- Os arranques devem ser sempre executados com
bateria ligada, veja o parágrafo ARRANQUE.
____________________(NL)____________________
INSTRUCTIEHANDLEIDING
OPGELET: VOORDAT MEN DE
BATTERIJLADER GEBRUIKT, AANDACHTIG DE
INSTRUCTIEHANDLEIDINGLEZEN
1.ALGEMENEVEILIGHEIDVOORHETGEBRUIKVAN
DEZEBATTERIJLADER
- Tijdens het opladen laten de batterijen explosief gas
vrij, vermijd dat er zich vlammen en vonken vormen.
NIET ROKEN.
- De op te laden batterijen op een verluchte plaats
zetten.
- Denietervarenpersonenmoetenopeenadequate
manier opgeleid worden voordat ze het toestel
gebruiken.
- De personen (kinderen inbegrepen) waarvan de
lichamelijke, zintuiglijke en mentale capaciteiten
onvoldoendezijnvooreencorrectgebruikvanhet
toestel moeten onder het toezicht staan van een
persoondieverantwoordelijkisvoorhunveiligheid
tijdenshetgebruikervan.
- De kinderen moeten onder toezicht staan om er
zekervantezijndatzenietmethettoestelspelen.
- De batterijlader uitsluitend binnen gebruiken en werken
in goed verluchte ruimten: NIET BLOOTSTELLEN AAN
REGEN OF SNEEUW.
- De voedingskabel loskoppelen van het net voordat de
kabels voor het opladen worden aangesloten op of
losgekoppeld van de batterij.
- De tangen niet aansluiten op of loskoppelen van de
batterij met de batterijlader in werking.
- De batterijlader geenszins gebruiken binnen in de auto
of in de motorkap.
- De voedingskabel alleen vervangen met een originele
kabel.
- De batterijlader niet gebruiken om niet heroplaadbare
batterijen terug op te laden.
- Veriëren of de beschikbare voedingsspanning
overeenstemt met diegene die aangeduid staat op de
plaat met de gegevens van de batterijlader.
- Teneinde de elektronica van de voertuigen niet te
beschadigen, de waarschuwingen gegeven door de
fabrikanten van de voertuigen zelf lezen, bewaren en
zorgvuldig in acht nemen, wanneer men de batterijlader
gebruikt zowel bij het opladen als bij de start; hetzelfde
geldt voor de aanwijzingen gegeven door de fabrikant
van de batterijen.
- Deze batterijlader bevat componenten, zoals
schakelaars of relais, die bogen of vonken kunnen
veroorzaken; bijgevolg, indien de batterijlader in een
garage of in een soortgelijke ruimte wordt gebruikt,
moet men hem in een lokaal of in een omgeving
plaatsen die speciaal voor dit doel bestemd is.
- Ingrepen van herstellingen of onderhoud aan de
binnenkant van de batterijlader mogen alleen
uitgevoerd worden door personeel met ervaring.
- OPGELET: DE VOEDINGSKABEL ALTIJD
LOSKOPPELEN VAN HET NET VOORDAT
MEN GELIJK WELKE INGREEP VAN GEWOON
ONDERHOUDVANDEBATTERIJLADERUITVOERT,
GEVAAR!
- Controleren of het contact voorzien is van een
beschermende aardeaansluiting.
- In de modellen die erover beschikken, stekkers