Instructions

Table Of Contents
tams elektronik
LC-Modules Next Generation Nederlands
Serieel aansluiten van LEDs
Bij het serieel aansluiten worden alle LEDs (in een rij) via één
voorschakelweerstand op de uitgang aangesloten. Hoe hoog de stroom
is, is afhankelijk van de voorschakelweerstand. Hoe hoger de
voorschakelweerstand, des te lager de stroom. Doch de LEDs lichten
minder fel op indien een hogere voorschakelweerstand wordt gekozen.
Hoeveel LEDs in serie kunnen worden aangesloten, hangt af van de
nominale spanning van de trafo en de kleur van de LEDs. Wanneer
teveel LEDs worden aangesloten is de spanning niet voldoende en
lichten de LEDs niet op.
Voorbeelden van serieel aansluiten van LEDs:
Nominale
spanning Trafo
(~)*
1
Uitgangs-
spanning*
1
ca.
Doorlaat spanning
LED*
2
Max. aantal
LEDs*
3
per uitgang
12 V 17 V 2 V 7
4 V 3
16 V 22 V 2 V 10
4 V 4
18 V 25 V 2 V 11
4 V 5
*
1
Nominale spanning en uitgangsspanning: De uitgangsspanning van een wisselspannings-
trafo is ca. 1,4 maal de aangegeven nominale spanning. Bij gelijkstroomadapters komt de
uitgangspanning overeen met de nominale spanning.
*2
De doorlaatspanning van witte en blauwe LEDs is ca. 4 V, die van de andere kleuren ca. 2 V.
*
3
Toleranties en/of spanningsschommelingen leiden er vaak toe, dat in de praktijk de bereikte
uitgangsspanning niet aanwezig is. Het is daarom aan te bevelen, een LED minder aan te
sluiten dan theoretisch mogelijk.
Bereken een goede voorschakelweerstand als volgt:
gem. RV [Ohm] = ( UB [V] – UF [V] x nLED ) / (IF [mA] x 0,001)
U
B
= Uitgangsspanning| U
F
= doorlaatspanning van de LED
n
LED
= Aantal LEDs | I
F
= stroom bij max. lichtweergave
Pagina 27