Operation Manual
18
BANDEN CONTROLEREN 
  Banden moeten gecontroleerd en opgeblazen worden wanneer de motor uitgeschakeld is. 
  Als een band niet de correcte spanning heeft is de contactcurve van de band met de grond niet 
goed, controleer dit met een geijkte bandenspanningsmeter en blaas op tot de aangegeven druk. 
  Het controleren van de banden met een bandenspanningsmeter moet gebeuren als ze koud staan. 
  Controleer de banden op scheuren en andere 
beschadiging. 
  Controleer of er scherpe voorwerpen in het loopvlak 
zitten. 
  Controleer de slijtage indicator van de band. 
  Een band waarvan de slijtagebalk zichtbaar is moet 
vervangen worden. 
STUUR- EN VOORVORK CONTROLEREN 
  Voer deze controle uit met uitgeschakelde motor en verwijder 
de contactsleutel. 
  Controleer de schokbrekers vooraan op beschadiging. 
  Druk op de voorvering door het stuur op en neer te bewegen 
en controleer op vreemde geluiden. 
  Controleer of de bouten en moeren van de voorvork goed 
vastzitten. 
  Beweeg het stuur op en neer, links en rechts, voor en achter 
om te controleren of het los zit, te veel weerstand biedt of 
naar één kant trekt. 
  Controleer of het stuur niet gehinderd wordt door de 
remkabels. 
  Wanneer u iets abnormaals opmerkt, breng dan uw scooter 
naar een officiële SYM dealer om deze te controleren of aan 
te passen. 
CONTROLEER A.U.B. DE VOORGESCHREVEN BANDENSPANNING 
  LET OP:   
  Een foute bandendruk, slijtage of beschadigingen zijn de voornaamste oorzaak van 
controleverlies over het stuur en kapotte banden. 
Profiel slijtage 
indicator
Bescha- 
diging
Vreemde materialen 
(spijkers, stenen) 










