Instructions
15. Opheffen van storingen
Na een stroomuitval is het codeslot met de bestaande programmeringen weer klaar voor ge-
bruik.
Tijdens een stroomuitval werkt het codeslot echter niet; de uitgangen kunnen niet worden ge-
activeerd. 
  Naargelang de toepassing raden wij u aan om het codeslot om veiligheidsredenen op 
een noodstroomvoorziening te gebruiken (zoals bij een alarminstallatie). Dat geldt ook 
voor een deuropener.
De deuropener schakelt niet
• Het codeslot is alleen voorzien van potentiaalvrije relaiscontacten. Dit betekent dat de voe-
ding voor de deuropener extern dient te worden geleverd. Zie hiervoor het aansluitvoorbeeld 
in hoofdstuk 7. Houd ook rekening met de toegestane contactbelastbaarheid.
• Gebruik de juiste aansluitingen van het codeslot (NC- of NO-contact, afhankelijk van het 
type deuropener).
• Zorg ervoor dat de gebruikerscode de juiste uitgang schakelt. Het codeslot beschikt over 
twee van elkaar gescheiden uitgangen.
•  Wij raden aan om een deuropener altijd op uitgang 1 aan te sluiten, omdat alleen deze 
uitgang geschikt is voor alle mogelijke functies van het codeslot. 
• De gebruikerscode is onjuist.
De middelste LED op het codeslot knippert niet in de standaardmodus
• Controleer of u de knipperfunctie hebt uitgeschakeld; schakel de knipperfunctie weer in 
(hoofdstuk 12n).
Het codeslot laat alleen bepaalde waarschuwingssignalen horen, maar bijv. geen 
geluidssignalen bij invoer van een gebruikerscode
• Controleer of u de geluidssignalen hebt uitgeschakeld; schakel deze weer in (hoofdstuk  
12. k) of 12. l).
De gebruikerscode werkt niet
• Als er programmeringen bestaan (bijv. gebruikerscodes) en u schakelt de toegangsmodus 
om (zie hoofdstuk 12. m), kunnen er diverse storingen optreden. 
Wis daarom voor of na het omschakelen van de toegangsmodus alle bestaande program-
meringen (zie hoofdstuk 12. b). 
Voer dan een nieuwe programmering uit.
226










