Operation Manual

5
2. Breng het doel op dezelfde lijn als de observatie-inkeping
of -opening, waarbij u de middenlijn op de spiegel uilijnt
met het midden van het kompashuis.
3. Houd het kompas stil en draai het kompashuis tot de
oriëntatiepijl en de naald op dezelfde lijn liggen.
OPMERKING: Compenseren voor declinatie. Zie hoofdstuk
5.
4. Als een numerieke peiling nodig is, leest u deze af van de
peilingindex.
7. Zoeken naar uw locatie
U kunt twee of meer objecten observeren en een
driehoeksmeting uitvoeren om nauwkeurig te bepalen waar u
bent.
1. Zoek naar een zichtbaar object dat herkenbaar is op uw
kaart en volg stap 1 tot 3 van de procedure ‘Uitvoeren van
de peiling’.
2. Plaats de lange kant van het kompas op het object op de
kaart.
3. Draai het kompas tot de oriëntatielijnen en de
meridiaanlijnen parallel lopen en trek een lijn vanaf het
object.
2
0
4
0
6
0
8
0
1
0
0
1
2
0
1
4
0
1
6
0
1
8
0
2
0
0
2
2
0
2
4
0
2
6
0
2
8
0
3
0
0
3
2
0
3
4
0
N
S
EW
2
1
2
0
4
0
6
0
8
0
1
0
0
1
2
0
1
4
0
1
6
0
1
8
0
2
0
0
2
2
0
2
4
0
2
6
0
2
8
0
3
0
0
3
2
0
3
4
0
2
0
4
0
6
0
8
0
1
0
0
1
2
0
1
4
0
1
6
0
1
8
0
2
0
0
2
2
0
2
4
0
2
6
0
2
8
0
3
0
0
3
2
0
3
4
0
1 2