User Instructions

Table Of Contents
305
DEENFRIT NL
0478 131 9942 C - NL
Externe signalen zoals een mobiele
telefoon of het signaal van een ander
dockingstation
Een stroomgeleidende aardingskabel,
gewapend beton of storende metalen in
de bodem onder het dockingstation
Maximale lengte van de
begrenzingsdraad overschreden
(Ö 12.1)
Oplossing:
Koppelen zonder verdere maatregelen
herhalen
Robotmaaier indocken (Ö 15.7)
Uiteinden van de begrenzingsdraad
juist aansluiten (Ö 9.11)
Netaansluiting van het dockingstation
controleren, voedingskabel in de buurt
van het dockingstation uitrollen en niet
opgerold neerleggen
Vastzitten van de draaduiteinden in het
klemblok controleren, te lange
draaduiteinden inkorten of
draaduiteinden in elkaar draaien
(Ö 9.11)
Bij maaivlakken < 100 m² of een
draadlengte van < 175 m moet het
accessoire AKM 100 samen met de
begrenzingsdraad worden
geïnstalleerd.(Ö 9.10)
Ledlampjes op het dockingstation
controleren (Ö 13.1)
Draadbreuk repareren
Mobiele telefoons of dockingstations in
de buurt uitschakelen
Positie van het dockingstation
veranderen of storingsbronnen onder
het dockingstation verwijderen
Begrenzingsdraad met grotere
diameter gebruiken (speciaal
accessoire)
Herhaal het koppelen na het
uitvoeren van de betreffende
maatregel door op de OK-toets te
drukken.
9.13 Installatie testen
Start de rit langs de rand door de OK-
toets in te drukken – het maaimes
wordt daarbij niet geactiveerd.
Loop tijdens het afrijden van de rand
achter de robotmaaier aan en let erop,
dat de robotmaaier de rand van het
maaivlak zoals gepland volgt,
dat de afstanden tot hindernissen en tot
de grenzen van het maaivlak in orde
zijn,
dat het uit- en indocken goed werkt.
Op het display wordt de afgelegde afstand
weergegeven – deze meting is nodig voor
het instellen van startpunten aan de rand
van het maaivlak. (Ö 11.15)
Lees op het gewenste punt de
weergegeven waarde af en noteer
deze. Stel het startpunt na de eerste
installatie handmatig in.
Neem contact op met de
vakhandelaar als het draadsignaal
niet goed kan worden ontvangen en
de beschreven maatregelen geen
oplossing bieden.
De robotmaaier rijdt na de eerste
installatie werkend afwisselend in
beide richtingen langs de rand van
het maaivlak. Daarom moet het
afrijden van de rand bij de eerste
installatie ook in beide richtingen
worden gecontroleerd.
RMI 632 C, RMI 632 PC:
Met de rit langs de rand wordt het
beginbereik van de robotmaaier
gedefinieerd. (Ö 14.5)
Als de robotmaaier vóór aanvang
van de rit langs de rand geen GPS-
signaal ontvangt, verschijnt op het
display de tekst "Wacht op GPS".
Als er geen GPS-signaal wordt
ontvangen, begint de robotmaaier
na enkele minuten toch met de rit
langs de rand.