User Instructions

Table Of Contents
0478 131 9944 C - NL
318
De robotmaaier moet volledig binnen het
maaivlak rijden en mag de hindernis niet
aanraken.
Door de afstand 28 cm rijdt de robotmaaier
langs de begrenzingsdraad in de hoek om
een hoge hindernis heen zonder tegen de
hindernis te stoten.
Bedrading om hoge hindernissen:
Bij het leggen rond hoge hindernissen (1)
zoals muurhoeken en hoge beddingen
moet in de hoeken de draadafstand
precies worden aangehouden, om te
voorkomen dat de robotmaaier tegen de
hindernis schuurt. Leg de
begrenzingsdraad (2) met behulp van de
iMow Ruler (3) zoals afgebeeld.
Draadafstand: 28 cm
Bij het leggen van de
begrenzingsdraad (1) in een binnenhoek
moet bij een hoge hindernis de
draadafstand met de iMow Ruler (2)
worden gemeten.
Draadafstand: 28 cm
Hoogte van hindernissen meten:
De robotmaaier kan over aangrenzende
vlakken, zoals wegen, rijden als het te
overwinnen hoogteverschil minder dan +/-
1cm is.
Het hoogteverschil met de begaanbare
hindernis (1) is minder dan +/- 1 cm: leg
de begrenzingsdraad (2) zonder afstand
tot de hindernis.
12.6 Scherpe hoeken
Leg in de spits toelopende hoeken van het
gazon (< 90°) de begrenzingsdraad zoals
afgebeeld. De beiden hoeken moeten
minimaal 28 cm uit elkaar liggen, zodat de
robotmaaier langs de rand kan rijden.
12.7 Vernauwingen
De robotmaaier rijdt automatisch door alle
vernauwingen, zolang de minimale
draadafstand wordt aangehouden. Smalle
gebieden van het maaivlak moeten met
begrenzingsdraad worden afgebakend.
Als er twee maaivlakken door een smal
gedeelte met elkaar zijn verbonden, kan er
een doorgang worden
geïnstalleerd. (Ö 12.11)
Als vernauwingen worden
geïnstalleerd, moet de verplaatste
rit naar het begin (corridor) worden
uitgeschakeld (Ö 11.14) of moeten
zoeklussen worden geïnstalleerd.
(Ö 12.12)