User Instructions

Table Of Contents
0478 131 9944 C - NL
294
Bedrading in het maaivlak:
Leg de begrenzingsdraad (1) rondom het
maaivlak en rondom eventueel aanwezige
hindernissen (Ö 12.9) en zet deze met
bevestigingspennen (2) vast in de grond.
Controleer de afstanden met behulp van
de iMow Ruler. (Ö 12.5)
Leg de draad bij voorkeur niet in scherpe
hoeken (kleiner dan 90°). Leg in de spits
toelopende hoeken van het gazon de
begrenzingsdraad (1) zoals afgebeeld en
zet deze met bevestigingspennen (2) vast
op de grond.(Ö 12.6)
Na een hoek van 90° moet ten minste de
lengte van een iMow Ruler recht worden
gelegd, voordat de volgende hoek wordt
geïnstalleerd.
Bij het leggen rond hoge hindernissen
zoals muurhoeken en hoge beddingen (1)
moet in de hoeken een grotere
draadafstand worden aangehouden om te
voorkomen dat de robotmaaier tegen de
hindernis schuurt. Leg de
begrenzingsdraad (2) met behulp van de
iMow Ruler (3) zoals afgebeeld.
Verleng de begrenzingsdraad indien
gewenst met de meegeleverde
draadverbinders. (Ö 12.16)
Installeer bij meerdere
samenhangende maaivlakken
aanpalende gazons (Ö 12.10) of
verbind maaivlakken met doorgangen.
(Ö 12.11)
Laatste bevestigingspen bij intern
dockingstation:
Sla de laatste bevestigingspen (1) links of
rechts naast de bodemplaat rechtstreeks
naast de draaduitlaat. Snijd de
begrenzingsdraad (2) op een vrije lengte
van ongeveer 1,5 m af.
Laatste bevestigingspen bij extern
dockingstation:
Sla de laatste bevestigingspen (1) links of
rechts achter de bodemplaat rechtstreeks
naast de draaduitlaat. Snijd de
begrenzingsdraad (2) op een vrije lengte
van ongeveer 2 m af.
De robotmaaier mag nergens meer
dan 17 m van de begrenzingsdraad
zijn verwijderd, omdat het
draadsignaal dan niet meer wordt
herkend.