Operation Manual
19
NL
NEDERLANDS
(Vertaling van de originele gebruiksaanwijzingen)
Het koppelings-/
rempedaal is niet
ingetrapt.
De contactsleutel
staat in de rijstand
Het
geluids-
signaal
is actief.
Trap het
“koppeling-
rem”-pedaal in.
Start de motor
en breng hem
op het be-
drijfstoerental.
Het signaal
gaat uit.
7.8 STARTEN / BEDRIJF
Wanneer de machine wordt gebruikt, moet
de motorkap gesloten en vergrendeld zijn.
gas geven.
7.8.1 Starten
1. Schakel de parkeerrem in (12:B).
2. Controleer of de kabels van de accu correct
zijn aangesloten..
3. Schakel de transmissie in (16:A) (17:A, 17:B)
- (hendels naar binnen).
4. Ga op de bestuurdersplaats zitten.
5. Laat het pedaal van de “bedrijfsrem/aan-
drijving” los (12:F).
6. Geef vol gas (13:A, 14:A).
7. Draai de contactsleutel in de rijstand, zie
6.10.
8. Schakel de krachtafnemer uit (13:E, 14:E).
9. Draai de contactsleutel in de “startstand” en
start de motor.
-
nul °C of lager is, een paar minuten te
gas geven.
7.8.2 Werk
Om met de machine te werken: :
• Trap het pedaal (12:B) volledig in en laat het
weer opkomen.
• Bedien het pedaal (12:F) om de machine te
laten bewegen.
• Rijd naar het werkgebied.
• Activeer, als er accessoires gemonteerd zijn,
de krachtafnemer (13:E, 14:E)
• Begin te werken.
7.8.3 Stuurbekrachtiging
Het stuur is uitgerust met een mechanisme dat is
verbonden met het hydraulische systeem van de
machine en dat het sturen vergemakkelijkt.
Met stationair draaiende machine kan het gebruik
van het stuur problemen opleveren omdat de druk
in het hydraulische circuit zakt.
7.9 STOPPEN
Om te machine te stoppen:
• Schakel de krachtafnemer(13:D, 14:D) in.
• Schakel de parkeerrem (12:B) in.
• Zet de motor af door de contactsleutel om te
draaien.
Als u de machine zonder toezicht
-
ren.
-
-
der of de koelribben niet aan. Dit kan
7.10 REINIGING
Om het gevaar voor brand te verklei-
nen de motor, de demper, de accu en
bladeren en olie.
Om het gevaar op brand te verkleinen
regelmatig controleren of er sprake is
de machine. Hierdoor kunnen asafdich-
tingen, elektrische onderdelen of
hydraulische kleppen beschadigd ra-
ken.
Maak de machine na gebruik altijd schoon. Houd
u hierbij aan de volgende aanwijzingen:
• Spuit geen water rechtstreeks op de motor.
• Maak de motor schoon met een borstel en/of
perslucht.
• Maak de koelluchtinlaat van de motor schoon.
• Start na het schoonmaken met water de machine
en de maaisysteemgroep, om het water te
verwijderen, dat anders in de lagers zou kunnen
dringen en daar schade veroorzaken.