Operation Manual
Bediening 
A.  Richtingaanwijzers links / rechts 
Als u op de toets drukt (aan de linker- of rechterkant) begint het 
richtingaanwijzerlicht te knipperen om aan te geven dat u uw rijrichting wilt 
wijzigen: 
- druk op de linker toets als u linksaf wilt  
- druk op de rechter toets als u rechtsaf wilt. 
Een piepsignaal klinkt als de richtingaanwijzer is ingeschakeld. 
Als u de bocht naar links of rechts heeft voltooid, drukt u nogmaals op 
dezelfde toets om de richtingaanwijzer weer uit te schakelen. 
B.  Accu-indicator  
De accu-indicator geeft een algemene indicatie van de toestand van de 
accu’s. Als men van links naar rechts leest, heeft de accu-indicator drie 
rode indicatielampjes, drie oranje lampjes en vier groene lampjes. De 
accu’s zijn volledig opgeladen als alle lampjes oplichten. Naarmate de accu 
leeg raakt, gaan de lampjes één voor één uit, beginnend bij de groene 
lampjes aan de rechterkant. De indicatielampjes geven het accuvoltage 
aan dat beschikbaar is voor de regeleenheid. Het is normaal dat de 
indicator naar beneden uitslaat als de scooter optrekt, omdat dan 
kortstondig extra stroom nodig is en het beschikbare voltage dus daalt. 
Deze kortstondige daling is geen waarheidsgetrouwe indicatie van de 
accucapaciteit. Als de scooter voor het eerst wordt gestart, kan de accu-
indicator aangeven dat de accu’s volledig zijn opgeladen, ook al is dit niet 
het geval. Dit is een eigenschap van de accu’s. Daarom geldt, dat de 
meest accurate indicatie van het niveau van de accu wordt verkregen 
als men op een vlak oppervlak rijdt.  
Als op de accu-indicator alleen de RODE lampjes blijven 
branden, is het van belang dat u de accu’s zo snel 
mogelijk oplaadt. Zorg er voor dat de accu’s nooit 
helemaal leeg raken; dit verkort de levensduur van de 
accu’s en kan de accu’s beschadigen. 
C.  Snelheidsregelaar 
Met deze knop wordt de gewenste maximum snelheid ingesteld. Als u de 
knop met de klok meedraait, wordt de snelheid verhoogd. Als u de knop 
tegen de klok indraait, wordt de maximumsnelheid verlaagd. Stel de 
snelheidsregelaar in voordat u gaat rijden, afhankelijk van de omgeving en 
verkeersomstandigheden, bijvoorbeeld een beperkte ruimte of een kamer 
met veel mensen. 
D.  Verlichting  
Als u deze toets eenmaal indrukt, schakelt u het voor- en achterlicht in. Als 
u nogmaals op deze toets drukt, schakelt u de lichten weer uit. 










