User Manual
NL
60
9.
Als uw meting groter is dan de toegestane afstand
tussen
a
en
c
voor de bijbehorende afstand
tussen
a
en
b
in onderstaande tabel, moet de
laser worden nagezien in een ofcieel servicecentrum.
Afstand tussen
a
en
b
Toe te stane afstand
tussen
a
en
c
9 m′ (30') 4 mm
12 m 6 mm
15 m 8 mm
Verticale straal - Loodlijn
De controle van de verticale kalibratie (loodlijn) kan
het nauwkeurigst worden uitgevoerd wanneer er een
aanzienlijke verticale hoogte beschikbaar is, in het ideale
geval 9 m (30′), met één persoon op de vloer die de laser
plaatst en een ander persoon die in de buurt van het
plafond de punt markeert die door de laser op het plafond
wordt geprojecteerd. Het is erg belangrijk dat u een
kalibratietest uitvoert over een afstand die niet kleiner is
dan de afstand waarvoor u de laser wilt gebruiken.
1.
Plaats de laser op een afstand van ten minste 1,0 m
van een deurpost (Afbeelding
F
1
).
2.
Verplaats de schakelaar Power/Transport Lock naar
rechts (Afbeelding
A
3
) en schakel zo de laser in
(ON) in de zelf-nivellerende stand,nu verschijnt een
horizontale laserstraal.
3.
Druk eenmaal op zodat de verticale zijlijn
verschijnt.
4.
Richt de verticale laserstraal naar de deurpost.
5.
Markeer langs de onderzijde van de laserstraal drie
locaties
a
,
b
en
c
; waar
b
halverwege is tussen
a
en
c
.
6.
Waar de bovenzijde van de laserstraal aan de
bovenzijde van de deurpost verschijnt, markeert u
e
.
7.
Verplaats de laser naar de tegenovergestelde zijde
van de deurpost (Afbeelding
F
2
).
8.
Breng de onderzijde van de laserstraal op één lijn
met
a
,
b
en
c
.
9.
Waar de bovenzijde van de laserstraal aan de
bovenzijde van de deurpost verschijnt, markeert u
f
.
10.
Meet de afstand tussen
e
en
f
.
11.
Als uw meting groter is dan de Toe te stane afstand
tussen
e
en
f
voor de bijbehorende Hoogte
D
in
de volgende tabel, moet de laser worden nagezien in
een ofcieel servicecentrum.
Hoogte
D
Toe te stane afstand
tussen
e
en
f
2,0 m′ 1,5 mm
2,5 m 2,0 mm
3,0 m 2,5 mm
De laser gebruiken
Bedieningstips
• Markeer altijd het middelpunt van de straal die door
de laser wordt geprojecteerd.
• Extreme temperatuurwisselingen kunnen leiden tot
beweging van interne onderdelen en dat kan de
nauwkeurigheid nadelig beïnvloeden. Controleer de
nauwkeurigheid vaak tijdens uw werkzaamheden.
• Als de laser is gevallen, controleer dan vooral altijd
de kalibratie.
• Zolang de laser goed is gekalibreerd, stelt de laser
zichzelf waterpas. Iedere laser wordt in de fabriek
zo gekalibreerd dat waterpas wordt gevonden
zolang het apparaat maar op een vlak oppervlak
wordt geplaatst dat niet meer dan gemiddeld ± 4°
van het waterpaspunt is verwijderd. Handmatige
aanpassingen zijn niet nodig.
• Gebruik de laser op een glad, vlak en recht
oppervlak.
De laser uitschakelen
Schuif de schakelaar Power/Transport Lock naar de
stand OFF (Afbeelding
A
2
) wanneer de laser niet
in gebruik is. Staat de schakelaar niet in de stand OFF,
dan wordt het laser-apparaat niet uitgeschakeld.