Operation Manual

59
77-320 / 77-321
Horizontaal / Puntoverdracht
Gebruik de horizontale laserstraal om het horizontale
referentievlak te bepalen.
Positioneer de gewenste object(en) zodanig dat ze
gelijkgericht zijn met het horizontale referentievlak om te
verzekeren dat de object(en) waterpas staan.
Rechthoek
Gebruik de verticale of horizontale laserstralen om het punt
te bepalen waar de 2 stralen elkaar kruisen.
De gewenste object(en) zodanig positioneren dat ze
gelijkgericht zijn met de verticale en horizontale laserstraal
om te verzekeren dat de object(en) haaks zijn.
Pulsmodus(zie afbeelding
H
)
Zet de laser in de pulsmodus voor gebruik met optionele
laser detectors.
Handmatige modus (zie afbeeldingen
F
en
J
)
Schakelt de zelfnivellerende functie uit en maakt het
mogelijk een vaste laserstraal in elke gewenste richting
te projecteren.
Nauwkeurigheidscontrole
en kalibratie
OPMERKING:
De lasermeters zijn op de fabriek verzegeld en
gekalibreerd op de gespecifi ceerde nauwkeurigheid.
Het wordt echter aanbevolen de kalibratie te controleren
voor u het toestel in gebruik neemt. Daarna de kalibratie
periodiek herhalen.
De lasermeter moet regelmatig gecontroleerd worden op
nauwkeurigheid, vooral voor precisiemetingen.
Transportvergrendeling moet ontgrendeld zijn
om zelfnivellering mogelijk te maken en de
nauwkeurigheid te controleren.