Operation Manual
58
77-320 / 77-321
Opstelling
Monteren van toebehoren
Statief / Accessoire-fi tting (zie afbeelding
E
)
• Plaats een statief / accessoire op een vrije, veilige
plaats in de ruimte die moet worden gemeten.
• Het statief / accessoire op gewenste wijze opstellen.
De poten zodanig bijstellen dat de kop van het statief /
accessoire bijna horizontaal is.
• Verwijder de potenfi tting van de laser om montage te
vereenvoudigen.
• Monteer de lasermeter op het statief / accessoire door
de middelste schroef naar boven te drukken en vast
te draaien.
OPGELET:
• De lasermeter niet onbeheerd op het statief
achterlaten zonder de middelste schroef goed
vast te draaien. Dit om te voorkomen dat de
lasermeter zou vallen en wordt beschadigd.
OPMERKING:
• Het wordt aanbevolen de lasermeter altijd met een hand
vast te houden bij het aanbrengen of verwijderen van
toebehoren.
• Bij het opstellen boven een doel, de schroef gedeeltlijk
vastdraaien, de lasermeter richten en vervolgens de
schroef geheel vastdraaien.
Bediening
OPMERKING:
• Zie LED beschrijvingen voor aanduidingen tijdens
gebruik.
• De lasermeter voor gebruik altijd op nauwkeurigheid
controleren.
• In de handinstelling is zelfnivellering uitgeschakeld
De nauwkeurigheid van de straal is niet gegarandeerd
horizontaal.
• De lasermeter geeft aan wanneer hij buiten
compensatiebereik is. Zie LED beschrijvingen. Verstel
het laserapparaat om deze zoveel mogelijk te nivelleren.
• Niet vergeten het apparaat na gebruik uit te schakelen en
de slinger weer te vergrendelen.
Inschakelen
• Druk op
om de lasermeter AAN te zetten.
• Om de laser UIT te zetten, herhaaldelijk op
drukken totdat de UIT modus is geselecteerd OF voor ≥
3 op
drukken om de laser vanuit iedere stand op
UIT te zetten.
Modus
• Druk herhaaldelijk op
voor de verschillende
beschikbare standen.
Zelfnivellerende / Handmatige modus
(Zie afbeeldingen
H
en
L
)
• De slingervergrendeling van de laser moet ontgrendeld
worden om zelfnivelleren mogelijk te maken.
• De laser kan gebruikt worden met de slinger vergrendeld
als dit nodig is om de laser op verschillende hoeken te
positioneren om niet-genivelleerde lijnen of punten te
projecteren.
Pulsmodus(zie afbeelding
H
)
• Druk terwijl de laser op AAN staat op
om de
pulsmodus AAN/UIT te schakelen.
• De pulsmodus kan met de laser detector gebruikt
worden.
Toepassingen
Oploodstraal / Puntoverdracht
• Gebruik de verticale laser om het verticale referentievlak
te bepalen.
• De gewenste object(en) zodanig positioneren dat ze
gelijkgericht zijn met het verticale referentievlak om te
verzekeren dat de object(en) loodrecht staan.
(Alleen SCL-D):
• Bepaal 2 referentiepunten die waterpas moeten zijn.
• Richt de neerwaartse laserstraal of het opwaartse
laserstraal op een vastgesteld referentiepunt.
• De tegengestelde laserstralen worden geprojecteerd op
een punt dat loodrecht is.
• Het gewenste object zodanig opstellen dat de laserstraal
gelijkgericht is met het tweede referentiepunt dat loodrecht
moet zijn met het vastgestelde referentiepunt.










