Operation Manual

138
77-119
P
1
P
5
P
6
D
2
D
3
D
1
P
6
P
1
P
5
P
3
P
4
Voorbeeld: D
1
= 5 m, D
2
= 2 mm, D
3
= 1,5 mm
0,9 x 5 m = 4,5 mm (maximale toelaatbare offset afstand)
2 mm en 1.5 mm ≤ 4,5 mm (TRUE en TRUE, apparaat binnen tolerantie)
mm
m
3. Roteer het laserapparaat 180° terwijl
de neerwaartse laserstraal uitgelijnd is
met P
4
en de voorste laserstraal verticaal
uitgelijnd is met punt
3
. Markeer punt P
6
.
4. Meet de horizontale afstand tussen
punten P
1
en P
5
om de afstand tussen D
2
te
bepalen, en punten P
1
en P
6
om de afstand
tussen D
3
te bepalen.
5. Bereken de maximale toelaatbare offset
afstand en vergelijk met D
2
en D
3
. Als D
2
of D
3
niet minder dan of gelijk is aan de
berekende maximale offset afstand, moet
het apparaat aan de Stanley-distributeur
geretourneerd worden.
Vergelijk:
D
2
en D
3
Max
Maximale offset afstand:
Max
in
ft
= 0,011 x D
1
ft
mm
m
= 0,9 x D
1
m