Operation Manual
15
NL
De geluidskenmerken
aanpassen
U kunt hoge en lage tonen, de balans en de
fader instellen.
Voor elke geluidsbron kan het niveau voor
lage en hoge tonen worden vastgelegd.
1 Selecteer het onderdeel dat u wilt
aanpassen door een aantal malen op
(SEL) te drukken.
VOL (volume) n BAS (lage tonen) n
TRE (hoge tonen) n BAL (links–rechts) n
FAD (voor–achter)
2 Wijzig het geselecteerde onderdeel door
op (+) of (–) te drukken.
Breng de wijziging aan binnen drie
seconden nadat u het onderdeel hebt
geselecteerd. (Na drie seconden
functioneren de knoppen weer als
volumeknop.)
Het geluid dempen
Druk op (ATT).
De aanduiding “ATT” knippert.
Als u het vorige geluidsniveau wilt herstellen,
drukt u nogmaals op (ATT).
Andere functies
Andere bewerkingen
De werkingsrichting wijzigen
De werkingsrichting van de
bedieningselementen is af fabriek ingesteld
zoals hieronder afgebeeld.
Als u de bedieningssatelliet rechts van de
stuurkolom moet monteren, kunt u de
werkingsrichting omkeren.
Druk twee seconden op (SEL) terwijl u
het bedieningselement VOL ingedrukt
houdt.
Draai aan het bedieningselement
VOL als u het volume wilt
aanpassen.
Druk op (OFF) als u
het apparaat wilt
uitschakelen.
Druk op (SEL) om te regelen
en te selecteren.
Druk op (DSPL) om de weergegeven
items te veranderren.
verhogen
verlagen
OFF
Druk op (ATT)
als u het geluid
wilt dempen.