Installation Instructions

28
46900V006_Rev-D_NL
100 mm
700 mm
10 mm
65 mm
13 mm
Afb. 9 Afb. 10
9. De rail parallel aan het deurmidden achter uitlijnen.
De plafondophanging uitlijnen.
Tussen plafondbesturing en plafondhouder
moet een afstand van ca. 100 - 700 mm liggen.
De plafondophanging moet in dit bereik worden
gemonteerd.
De uitlijning van de rail eventueel controleren met
een waterpas.
10. De boringen voor de gaten van de plafondhouder
aan het plafond markeren.
Twee gaten (Ø 10 x 65 mm diep) boren.
De pluggen plaatsen.
Twee schroeven met sluitringen plaatsen en met de
geperforeerde band aan het plafond schroeven.
De schroeven stevig vastdraaien.
Rail is met plafond verbonden.
Afb. 11
LET OP
Letselgevaar voor de handen!
Ruwe uitstekende metalen onderdelen
kunnen bij aanraking kras- en
snijwonden veroorzaken.
Om letsel te voorkomen, moet u de
uitstekende geperforeerde banden
afzagen en ontbramen.
Draag bij het ontbramen uw persoonlijke
veiligheidshandschoenen.
11. De uitstekende geperforeerde banden moeten
ingekort worden.
< 1,8 m
2x
Afb. 12
WAARSCHUWING
Gevaar door meegetrokken
worden!
In een lus aan de
noodontgrendelingskabel kunnen
personen en dieren gegrepen worden
en kan een ontgrendeling worden
geactiveerd. Ernstig letsel en dood
kunnen het gevolg zijn.
U moet de bijgevoegde
noodontgrendelingsgreep gebruiken.
AANWIJZING
De noodontgrendelingsgreep kan
beschadigingen veroorzaken bijvoorbeeld
krassen op het voertuig.
De afstand tussen de garagevloer en de
noodontgrendelingskabel mag niet groter
zijn dan 1,8 m.
De noodontgrendelingsgreep moet over
de gehele loopweg een afstand van
min. 50 mm tot de bewegende en vaste
onderdelen hebben.
12. Noodontgrendelingsgreep bevestigen:
Het kabel door de noodontgrendelingsgreep trekken.
Op een geschikt punt een dubbele knoop in de
kabel knopen. De noodontgrendelingsgreep over de
dubbele knop trekken. Indien nodig de kabel inkorten
of met geschikt materiaal verlengen.
6. Montage