Installation Instructions

27
46900V006_Rev-D_NL
6. Montage
INFORMATIE
De afstand wordt eventueel korter als een
deurgreep in het midden van de deur is
aangebracht. De deur moet vrij kunnen
lopen.
2. De schuifstang mag bij gesloten deur in een hoek
van max. 30° staan.
½
½
½
½
70 mm 70 mm
21 mm
Afb. 3 Afb. 4
3. De deur sluiten.
Voor de montage de latei of het plafond kiezen. Het
midden van de deur vooraan meten en aan de poort
en latei of het plafond markeren.
4. Eén markering 70 mm rechts en links van het
deurmiddel op dezelfde hoogte aan de latei of het
plafond aanbrengen.
30 mm
min.
15 mm
15 mm
10 mm
65 mm
15
½
½
½
½
Afb. 5 Afb. 6
AANWIJZING
De aandrijving bij het boren afdekken zodat
er geen vuil in de aandrijving kan dringen
en deze kan beschadigen.
INFORMATIE
Bij een plafondmontage indien mogelijk
de boringen met een afstand van 15 mm
boren. Dit zorgt voor een kleinere
kantelneiging van de bevestigingshoeken.
INFORMATIE
Er moet bij de plafond- en wanddikte
rekening worden gehouden met de
boordiepte, vooral bij prefabgarages.
Eventueel moet de boordiepte worden
verkleind.
Uitsluitend toegestaan en aan
de ondergrond aangepast
bevestigingsmateriaal gebruiken.
5. Twee gaten (Ø 10 x 65 mm diep) in het plafond of de
latei boren.
6. De deur openen.
De markering van het deurmidden overbrengen op
het plafond.
13 mm
Afb. 7
7. De deur sluiten.
De pluggen in de latei of aan het plafond plaatsen.
De rail vooraan optillen.
Het lateibeslag vooraan met twee schroeven en
sluitringen aan de latei of het plafond schroeven.
De schroeven stevig vastdraaien.
Rail is met latei of plafond verbonden.
X
X
Afb. 8
AANWIJZING
Om schade aan aandrijving en de rails
te voorkomen, moet de aandrijving altijd
parallel aan de rails van de deur worden
ingebouwd.
8. De aandrijving parallel aan de looprails van de deur
uitlijnen.