User Manual
Aanwijzingen voor de installateur
105
8. GASAANSLUITING
Als het toestel geïnstalleerd wordt op een oven moet vermeden worden dat de
gasleiding achteraan de oven passeert, zodat oververhittingen worden
vermeden.
De aansluiting op het gasnet kan uitgevoerd worden met een vaste koperen
buis of met een flexibele stalen buis op een rechte wand, en volgens de
voorschriften die aangeduid worden door de van kracht zijnde norm.
Om de aansluiting te vergemakkelijken kan de verbinding A op het achterste
deel van het toestel zijdelings gericht worden; los de zeskantmoer B, draai de
verbinding A in de gewenste positie, en draai de zeskantmoer B weer vast (de
dichting wordt verzekerd door een rubberen pakking). Controleer na de
handeling of de dichting perfect is, door gebruik te maken van een
zeepoplossing maar nooit met een vlam.
De kookplaat werd gekeurd voor methaan G25 (2L 3B/P) - G20/G25
(2E+) aan een druk van 25 mbar - 20/25 mbar . Raadpleeg
voor de voeding met andere gastypes het hoofdstuk “9. AANPASSING AAN
VERSCHILLENDE GASTYPES”. De toevoerverbinding van het gas heeft een
schroefdraad ½” gas extern (ISO 7-1 / ISO 228-1 ).
Aansluiting met een vaste koperen buis:De
aansluiting op het gasnet moet zodanig uitgevoerd
worden dat op het toestel geen belastingen
veroorzaakt worden.
De aansluiting kan uitgevoerd worden op een
adaptergroep D met dubbelkegel, door steeds de
bijgeleverde pakking C te plaatsen.
Aansluiting met een flexibele stalen buis: Gebruik
enkel buizen in roestvrij staal op de rechte wand
conform de van kracht zijnde norm, door steeds de
bijgeleverde pakking C te plaatsen tussen de
verbinding A en de flexibele buis E.
Het aansluiten met een flexibele buis moet zodanig uitgevoerd worden dat de
lengte van de bebuizing niet langer is dan 2 meter van de maximale uitrekking;
controleer of de buizen niet in aanraking komen met bewegende delen of
verpletterd worden.
BE
BE
BE