Inhoudsopgave 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 Algemene veiligheidswaarschuwingen Aansprakelijkheid van de fabrikant Beoogd gebruik Typeplaatje Deze gebruiksaanwijzing Verwerking Wegwijs in de gebruiksaanwijzing 2 Beschrijving 2.1 Algemene beschrijving 2.2 Symbolen 2.3 Beschikbare accessoires 3 Gebruik 3.1 Waarschuwingen 3.2 Eerste gebruik 3.3 Gebruik van de kookplaat 4 Reiniging en onderhoud 4.1 Waarschuwingen 4.2 Reiniging van het apparaat 5 Installatie 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.
Waarschuwingen 1 Waarschuwingen 1.1 Algemene veiligheidswaarschuwingen Persoonlijk letsel • Het apparaat en de bereikbare delen ervan worden zeer heet tijdens het gebruik. Raak geen verwarmingselementen aan tijdens gebruik van het apparaat. • Probeer geen vlammen/brand te doven met water: schakel het apparaat uit en bedek het vuur met een deksel of een brandwerende deken.
• Gebruik geen spuitbussen in de buurt van het apparaat terwijl het werkt. • Na gebruik het apparaat uitschakelen. • Voer geen wijzigingen uit op het apparaat. • Probeer nooit om zelf het apparaat te repareren, zonder tussenkomst van een gekwalificeerde technicus. • Trek nooit aan de kabel om de stekker uit het stopcontact te halen. • Als de stroomkabel beschadigd is, moet men onmiddellijk contact opnemen met de technische dienst die voor de vervanging van de kabel zal zorgen.
Waarschuwingen • Stop de verwijderbare onderdelen, zoals de roosters van de kookplaat, de vlamverdelers en de deksels niet in de vaatwasser. Installatie • Dit apparaat mag niet geïnstalleerd worden in boten of caravans. • Het apparaat mag niet geïnstalleerd worden op een voetstuk. • Plaats het apparaat met behulp van een tweede persoon in het meubel. • Om mogelijke oververhitting van het apparaat te vermijden mag het niet achter een decoratieve deur of een paneel worden geïnstalleerd.
• Het aandraaimoment van de schroeven van de stroomgeleiders van het klemmenbord moet 1,5-2 Nm bedragen. • Eventuele vervanging van de elektrische aansluitkabel mag uitsluitend worden uitgevoerd door gekwalificeerd technisch personeel. • Verzeker u er voor de montage van dat de plaatselijke gastoevoer (soort gas en gasdruk) en de regeling van het apparaat compatibel zijn. • De regelingsvoorwaarden voor dit apparaat staan vermeld op het etiket voor de regeling van het gas.
Waarschuwingen 1.3 Beoogd gebruik Dit apparaat is bedoeld om thuis voedsel te bereiden. Elk ander gebruik is oneigenlijk. 1.4 Typeplaatje Het typeplaatje bevat de technische gegevens, het serienummer en de markering. Het plaatje mag in geen geval worden verwijderd. 1.5 Deze gebruiksaanwijzing Deze handleiding voor gebruik is een integraal onderdeel van het apparaat en moet gedurende de gehele levensduur van het apparaat intact en binnen handbereik van de gebruiker bewaard worden.
Waarschuwingen Plastic verpakking Gevaar voor verstikking • Laat de verpakking, of delen ervan, niet onbewaakt achter. • Laat kinderen niet spelen met de plastic zakken van de verpakking. 1.7 Wegwijs in de gebruiksaanwijzing In deze gebruiksaanwijzing komen de volgende begrippen voor: Waarschuwingen Algemene waarschuwingen in verband met de gebruiksaanwijzing, veiligheid en verwerking van afgedankte producten. Beschrijving Beschrijving van het apparaat en de accessoires.
Beschrijving 2 Beschrijving 2.1 Algemene beschrijving 1. Bedieningspaneel 2. Hulpbrander (AUX) 3. Halfsnelle brander (SR) 4. Ultrasnelle brander met driedubbele ring (UR3) 5. Rechter rooster 6. Linker rooster 2.
Beschrijving Nuttig voor de inschakeling en de regeling van de branders van de plaat. Druk op de knoppen, en draai deze linksom op de waarde om de overeenkomstige branders te ontsteken. Om de vlam te regelen, moet de knop in de zone tussen het maximum en het minimum gedraaid worden. Om de branders uit te schakelen, moeten de knoppen op geplaatst worden. De reductie moet boven het rooster van de kookplaat geplaatst worden zoals in de bovenstaande afbeelding wordt getoond.
Gebruik 3 Gebruik 3.1 Waarschuwingen Incorrect gebruik. Gevaar voor verbranding • Controleer of de vlamverdelers met de respectievelijke deksels correct in de zittingen gepositioneerd zijn. • Vetten en oliën kunnen vlam vatten bij oververhitting. Wees heel voorzichtig. • Laat het apparaat niet onbewaakt achter tijdens bereidingen waarbij vetten en oliën kunnen vrijkomen. • Gebruik geen spuitbussen in de nabijheid van het apparaat. • Raak de warmte-elementen niet aan als het apparaat in werking is.
Gebruik Plaatsing van de roosters Alle bedieningen en schakelaars bevinden zich op het frontpaneel. Het apparaat is voorzien van een elektronisch ontstekingsmechanisme. Het is voldoende om op de knop te drukken en hem linksom te draaien op het symbool van de maximale vlam, tot de brander wordt ingeschakeld. Draai de knop op als de brander niet binnen 15 seconden wordt ontstoken. Wacht vervolgens 60 seconden, voordat u het nogmaals probeert.
Gebruik Praktisch advies voor het gebruik van de kookplaat Voor een optimaal rendement van de branders en een minimaal gasverbruik moeten pannen gebruikt worden met een deksel en die geschikt zijn voor de brander, om te voorkomen dat de vlam langs de zijkanten lekt. Wanneer de vloeistof begint te koken, moet de vlam laag gedraaid worden om te vermijden dat de vloeistof overkookt. Diameter van de pannen: • AUX: 16 - 26 cm. • SR: 22 - 26 cm. • UR3: 26 - 34 cm.
Reiniging en onderhoud 4.1 Waarschuwingen Incorrect gebruik. Beschadiging van de oppervlakken • Gebruik geen stoomstraal om het apparaat te reinigen. • Gebruik op de stalen delen of de delen waarvan het oppervlak met metalen afwerkingen werd behandeld (bijv. elektrolytische oxidaties, vernikkeling, verchroming) geen producten die chloor, ammoniak of bleekmiddel bevatten. • Gebruik geen ruw, schurend of scherp materiaal.
Reiniging en onderhoud Vlamverdelers en deksels Vonkontstekers en thermokoppels De deksels en de vlamverdelers kunnen verwijderd worden om de reiniging te vergemakkelijken. Reinig deze delen met behulp van heet water en een niet-schurend reinigingsmiddel. Verwijder zorgvuldig alle afzettingen en wacht tot alles perfect droog is. Monteer de vlamverdelers weer, en controleer of ze correct gepositioneerd zijn in de zittingen met de respectievelijke deksels.
Installatie 5.2 Plaatsing van het werkblad De volgende ingreep vergt metselen/of timmerwerk, en moet dus uitgevoerd worden door een bevoegd technicus. De installatie kan uitgevoerd worden op structuren van verschillende materialen, zoals metselwerk, metaal, massief hout en met kunststof gelamineerd hout, mits dit hittebestendig is (>90 °C). 5.1 Veiligheidswaarschuwingen Warmteontwikkeling tijdens werking van het apparaat Brandgevaar • Controleer of het materiaal van het meubel brandbestendig is.
Installatie Breng voor de montage de bijgeleverde pakking nauwkeurig aan om te voorkomen dat vloeistoffen tussen de omlijsting van de kookplaat en het werkblad kunnen komen. 1. Raadpleeg de afmetingen die worden aangeduid op de afbeelding; de lange zijden voor en achter moeten het gat net raken. 4. Snij de overtollige rand van de pakking 2. Druk het licht tegen de buitenrand van het in het keukenblad geboorde gat aan; de voor- en achterkant van de pakking moeten het gat net raken. (B) zorgvuldig af.
Installatie Bevestiging op de steunende structuur: gelijke inbouwmodel L (mm) X (mm) Y (mm) 720 700 492 Voor dit inbouwmodel moet een freesbewerking uitgevoerd worden van 3 mm diep op het bovenblad (detail “B” van de bovenstaande afbeelding). Alvorens het apparaat te plaatsen moet op de freesbewerking de bijgeleverde isolerende pakking (C) worden aangebracht.
Installatie Afmetingen: plaats aansluiting gas en elektriciteit (afmetingen zijn in mm) Na deze handelingen moet het apparaat met de daarvoor bestemde bijgeleverde beugels (A) volkomen vlak bevestigd worden volgens de aanwijzingen in de afbeelding. B Elektrische aansluiting C Aansluiting gasleiding Rechteraanzicht De beugels moeten pas geplaatst worden nadat de plaat op de pakking is aangebracht.
Installatie 5.3 Inbouw Op inbouwruimte voor oven Met opening achteraan Op neutrale ruimte of laden Wanneer andere meubelen (zijwanden, laden enz.), afwasautomaten of koelkasten aanwezig zijn onder de kookplaat, moet een dubbele houten bodem worden geïnstalleerd op een minimale afstand van 10 mm van de onderkant van de kookplaat, zodat toevallig contact wordt vermeden. De dubbele bodem mag alleen met geschikt gereedschap worden verwijderd.
Installatie 5.4 Gasaansluiting Gaslek Explosiegevaar • Controleer na elke ingreep of het aandraaimoment van de gasaansluitingen zich tussen 10 Nm en 15 Nm bevindt. • Gebruik, waar dit wordt gevraagd, een drukregelaar in overeenstemming met de van kracht zijnde norm. • Na de installatie moet u eventuele lekken opsporen met een zeepoplossing, maar nooit met een vlam. • De buizen mogen niet in aanraking komen met beweegbare delen, en mogen niet geplet worden.
Installatie Aansluiting op LPG Gebruik een drukregelaar, en realiseer de aansluiting op de gasfles volgens de voorschriften die bepaald worden door de geldende normen. Ventilatie van de vertrekken Het apparaat mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de toepasselijke normen. In de ruimte waar het apparaat geïnstalleerd is, moet voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de luchtverversing van de ruimte zelf.
Installatie Afvoer van de verbrandingsproducten Dit apparaat is niet aangesloten op een apparaat voor afvoer van de verbrandingsproducten. Het moet geïnstalleerd en aangesloten worden in overeenstemming met de geldende installatievoorschriften. Er moet speciale aandacht worden besteed aan de ventilatie-eisen. De afvoer van de verbrandingsproducten kan verzekerd worden door middel van afzuigkappen, die aangesloten zijn op een rookkanaal met een efficiënte natuurlijke trek of met een geforceerde afzuiging.
Installatie 5.5 Aanpassing aan de verschillende gastypes Wanneer andere gastypes worden gebruikt, moeten de gasmondstukken op de branders vervangen worden en moet de lage vlam op de gaskranen afgesteld worden. Vervanging van de gasmondstukken 3. Draai de gasmondstukken van de branders los met behulp van een buissleutel van 7 mm.
Installatie Regeling van het minimum voor methaan of stadsgas 1. Schakel de brander in en laat hem op de lage stand branden. 2. Neem de draaiknoppen uit door ze omhoog te trekken. 5. Draai de knop snel vanaf de maximum positie naar de minimum positie: de vlam zou niet mogen uitgaan. Herhaal deze handeling voor alle gaskranen. Regeling van het minimum voor vloeibaar gas Draai de schroef naast het staafje van de kraan helemaal rechtsom. 3.
Installatie Type gas en toebehorende landen 1 Methaan G20 G20 20 mbar G20/25 20/25 mbar 2 Methaan G20 G20 25 mbar 3 Methaan G25.1 G25.1 25 mbar 4 Methaan G25 G25 20 mbar 5 Methaan G2.350 G2.
Installatie Tabel kenmerken branders en gasmondstukken 1 Methaan G20 - 20 mbar Nominaal warmteverbruik (kW) Diameter van het gasmondstuk (1/ Gereduceerd verbruik (W) Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk) 2 Methaan G20 - 25 mbar Nominaal warmteverbruik (kW) Diameter van het gasmondstuk (1/ Gereduceerd verbruik (W) Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk) 3 Methaan G25.
8 Vloeibaar gas G30/31 - 50 mbar Nominaal warmteverbruik (kW) Diameter van het gasmondstuk (1/ Gereduceerd verbruik (W) Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk) Nominaal verbruik G30 (g/h) Nominaal verbruik G31 (g/h) 9 Stadsgas G110 – 8 mbar Nominaal warmteverbruik (kW) Diameter van het gasmondstuk (1/ Gereduceerd verbruik (W) Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk) 10 Stadsgas G120 - 8 mbar Nominaal warmteverbruik (kW) Diameter van het gasmondstuk (1/ Gereduceerd verbruik (W) Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk) AUX
Installatie 5.6 Elektrische aansluiting Elektrische spanning Gevaar voor elektrische schok • Laat het apparaat aansluiten door gekwalificeerd technisch personeel. • Gebruik een persoonlijk beschermingsmiddel. • De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene veiligheidsnormen van de elektrische installatie. • Schakel de stroomtoevoer uit. • Trek nooit aan de kabel om de stekker uit het stopcontact te halen. • Gebruik kabels die bestand zijn tegen temperaturen van minstens 90 °C.
Aansluiting met stekker en stopcontact 5.7 Voor de installateur Controleer of de stekker en het stopcontact van hetzelfde type zijn. Gebruik geen verloopstekkers, adapters of aftakkingen, omdat ze oververhitting of brand zouden kunnen veroorzaken. • De stekker moet na de installatie toegankelijk blijven. De kabel voor de verbinding met het stroomnet mag niet verbogen of vastgeklemd worden. • Het apparaat moet volgens de installatieschema’s worden geïnstalleerd.