Operation Manual
Aanwijzingen voor de installateur
95
9.1 Aansluiting op vloeibaar gas
Gebruik een drukregelaar, en realiseer de aansluiting op de gasfles volgens de
voorschriften die bepaald worden door de van kracht zijnde normen.
Controleer of de druktoevoer de waarden respecteert die worden aangeduid in
de tabellen in de paragraaf “10. AANPASSING AAN VERSCHILLENDE
GASTYPES”.
9.2 Ventilatie van de vertrekken
Het toestel mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden
geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de
ruimte waar het toestel geïnstalleerd is, moet een voldoende luchttoevoer
aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de
luchtverversing van de r uimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd
worden door roosters, moeten afmetingen conform de van kracht zijnde normen
hebben, en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeeltelijk,
verstopt worden.
De ruimte moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid
geëlimineerd worden die geproduceerd worden door de bereidingen: vooral
nadat het toestel lang niet gebruikt werd, wordt aanbevolen om een venster te
openen of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.
9.3 Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door middel
van afzuigkappen, die verbonden zijn op een rookkanaal met een efficiënte trek
of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig
ontworpen worden door een bevoegde specialist, en moet uitgevoerd worden
door de posities en de afstanden te respecteren die voorzien worden door de
normen. Na de handeling moet de installateur een conformiteitscertificaat
afgeven.