Operation Manual

Aanwijzingen voor de installateur
94
9. GASAANSLUITING
Als het toestel geïnstalleerd wordt op een oven moet vermeden worden dat de
gasleiding achteraan de oven passeert, zodat oververhittingen worden
vermijden.
De aansluiting op het gasnet kan uitgevoerd worden met een vaste koperen buis
of met een flexibele stalen buis op een rechte wand, en volgens de voorschriften
die aangeduid worden door de van kracht zijnde norm. Om de aansluiting te
vergemakkelijken kan de verbinding A op het achterste deel van het toestel
zijdelings gericht worden; los de zeskantmoer B, draai de verbinding A in de
gewenste positie, en draai de zeskantmoer B weer vast (de dichting wordt
verzekerd door een rubberen pakking). Controleer na de handeling of de
dichting perfect is, door gebruik te maken van een zeepoplossing maar nooit
met een vlam. De kookplaat werd gekeurd voor methaan G20 (2H) aan een
druk van 20 mbar. Raadpleeg voor de voeding met andere gastypes het
hoofdstuk “10. AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE GASTYPES”. De
toe v oerverbinding van het gas heeft een schroefdraad ½” gas extern (ISO 228-1).
Aansluiting met een vaste koperen buis:De
aansluiting op het gasnet moet zodanig uitgevoerd
worden dat op het toestel geen belastingen
veroorzaakt worden.
De aansluiting kan uitgevoerd worden op een
adaptergroep D met dubbelkegel, door steeds de
bijgeleverde pakking C te plaatsen.
Aansluiting met een flexibele stalen buis: Gebruik
enkel buizen in roestvrij staal op de rechte wand
conform de van kracht zijnde norm, door steeds de
bijgeleverde pakking C te plaatsen tussen de
verbinding A en de flexibele buis E.
Het aansluiten met een flexibele buis moet zodanig uitgevoerd worden dat de
lengte van de bebuizing niet langer is dan 2 meter van de maximale uitrekking;
controleer of de buizen niet in aanraking komen met bewegende delen of
verpletterd worden.