User manual

Gebruik
124
Rosé’s
Voor het serveren van rosé’s gelden over
het algemeen dezelfde regels als voor witte
wijnen. U moet echter rekening houden met
het eventuele tanninegehalte van deze
wijnen en ze dus op een hogere
temperatuur serveren om ze niet al te
“stroef” te maken. Jonge en frisse rosé’s
moeten, afhankelijk van het tanninegehalte,
worden geserveerd op een temperatuur
tussen de 10°C en 12°C. Stevigere en
vollere, verfijndere soorten kunnen echter
bij een temperatuur tussen de 12°C en
14°C worden geserveerd.
Rode wijnen
De juiste temperatuur om rode wijn mee te
serveren hangt af van tal van factoren,
maar vanwege hun “tannische” aard en
hun lagere zuurgraad ten opzichte van de
witte wijnen, worden ze gewoonlijk warmer
geserveerd. Jonge, weinig tannische rode
wijnen worden gewoonlijk geserveerd
tussen de 14°C en 16°C, met sommige
vollere soorten op 16°C en in
uitzonderlijke gevallen zelfs 18°C.
Jonge tannische en weinig gestructureerde
rode wijnen, kunnen ook op een
temperatuur van tussen de 12°C en 14°C
worden geserveerd zonder “stroef” te
blijken en toch plezierig te blijven. Deze
regel geldt voor de “primeurwijnen” die,
dankzij de speciale vinificatietechniek
weinig tannine bevatten en koeler kunnen
worden geserveerd dan andere rode
wijnen en toch aantrekkelijk zijn.
Mousserende wijnen
Gezien het aanzienlijke aantal soorten
mousserende wijnen heeft een algemeen
geldende regel voor alle wijnen weinig zin.
Zoete en aromatische mousserende wijnen
moeten worden geserveerd op een
temperatuur van 8°C. Dankzij hun
aromatische karakter verdragen ze
namelijk lage temperaturen.
Rode mousserende wijnen, zoals Brachetto,
kunnen worden opgediend op een
temperatuur van 10°C tot 12°C. Ook in dit
geval verdragen de meer aromatische
mousserende wijnen lagere temperaturen,
tot aan 8°C, terwijl voor de meer tannische
soorten de temperatuur zal moeten worden
verhoogd tot wel 14°C.
Droge mousserende wijnen van het
“Charmatproces” of “Martinottiproces”,
zoals bijvoorbeeld enkele Prosecco's,
kunnen worden geserveerd op
temperaturen van 8°C tot 10°C.
De mousserende wijnen van de “méthode
classique” en de “méthode Champenoise”
evenals Champagnes, verdienen een
speciale vermelding. Deze mousserende
wijnen worden over het algemeen op
temperaturen van tussen de 8°C en 10°C
geserveerd. Belangrijke wijnen van druiven
uit één jaar of langdurig verfijnde wijnen
kunnen zelfs op 12°C worden geserveerd
om de ontwikkeling van de complexe
aroma’s, die zich in de loop der jaren
langzaam en moeizaam hebben gevormd,
te bevorderen.