Operation Manual

38
Basisinstellingen Voertuig
Als uw voertuig beschikt over een zadelpenklem met klemschroef:
1. Houd het zadel vast en draai de klemschroef tegen de wijzers van de klok los tot
het zadel kan worden bewogen in de zadelbuis.
2. Trek de zadelpen uit tot de gewenste hoogte.
x Respecteer de bepalingen over de minimale insteekdiepte en uittrekhoogte.
3. Draai de klemschroef volgens de wijzers van de klok vast om de zadelpenklem
te sluiten.
x Respecteer het toegelaten draaimoment (zie hoofdstuk “Veiligheid / Instructies
over draaimomenten”).
4. Ga na of het zadel correct zit, het mag niet gedraaid kunnen worden.
x Kunt u het zadel verdraaien, controleer dan de zadelpenklem.
Als uw voertuig beschikt over een zadelpenklem met snelspanner:
1. Houd het zadel vast en kantel de
snelspan hevel naar buiten.
2. Trek de zadelpen uit tot de gewenste
hoogte.
x Respecteer de bepalingen over de
minimale insteekdiepte en
uittrekhoogte.
3. Kantel de snelspan hevel naar binnen
tot deze tegen de zadelbuis ligt, om de
zadelpenklem te sluiten.
x Als de span hevel niet met de hand
kan worden gekanteld, is de
voorspanning te hoog ingesteld. Corrigeer de voorspanning door de
stelschroef een beetje los te maken en kantel de span hevel opnieuw.
4. Ga na of het zadel correct zit, het mag niet gedraaid kunnen worden.
x Als u het zadel kunt verdraaien, is de voorspanning te laag ingesteld. Corrigeer
Afb.: Snelspanner (bij wijze van voorbeeld)
1 Stelschroef
2 Snelspan hevel
2
1