Operation Manual
14
Voor de fietsrit Voertuig
Testinstructie
Verlichting Functiecontrole van de verlichting
Bel Functiecontrole van de bel
1. Controleer bij het remmen met snelspan
hevel of bij beide remmen de hendel
van de snelspan hevel is geopend
(zie “Afb.: Positie snelspan hevel”).
2. Controleer of de remmen werken.
x Gebruik de remarm en eventueel
de terugtraprem en let op
ongewone geluiden.
x Ga na of het voertuig bij een
aangetrokken rem niet of slechts
moeizaam kan worden verschoven.
x Ga na of de remblokken bij een
losgelaten remarm slepen.
x Ga na of de remarmen het stuur raken wanneer de remarm wordt gebruikt.
Laat eventueel de remmen opnieuw instellen door uw handelaar of laat
versleten componenten vervangen.
3. Controleer of de versnelling werkt.
x Ga na of alle versnellingen correct worden geschakeld en of er daarbij
ongewone geluiden optreden.
4. Veer de geveerde voorvork in en uit.
x Als u ongewone geluiden hoort of de geveerde voorvork zonder weerstand
meegeeft, dient u de geveerde voorvork door uw handelaar te laten controleren.
5. Ga na (indien aanwezig), of de snelspanassen en steekassen juist gesloten en ingesteld
zijn (zie hoofdstuk “Wielen en banden / Voor-/Achterwiel monteren en demonteren”).
6. Ga na of het stuur in een rechte hoek naar het voorwiel is gericht.
x Wanneer het stuur niet in een rechte hoek tot het voorwiel staat, dient u het
in te stellen (zie hoofdstuk “Basisinstellingen / Stuur en stuurpennen / Stuur
positioneren”).
7. Ga na of de bel en de verlichting werken.
x Ga na of u een duidelijk geluid hoort als u de bel gebruikt.
x Schakel de verlichting in en ga na of de voor- en achterlamp branden
(zie hoofdstuk “Basisinstellingen / Verlichting”). Bij voertuigen met dynamo
draait
Afb.: Positie snelspan hevel
(bij wijze van voorbeeld)
1 Snelspan hevel
1
1