Operation Manual

118
VoertuigOnderhoud
14.9.3 Banden
1. Ga na of de juiste bandenspanning is ingesteld (zie hoofdstuk “Wielen en banden /
Banden en ventielen / Bandenspanning”).
2. Controleer de banden op barsten en schade door vreemde voorwerpen.
3. Ga na of het profiel van de banden duidelijk voelbaar is.
x Wanneer een band barsten vertoont, beschadigd is of de profieldiepte te
gering is, dient u de band door uw handelaar te laten vernieuwen.
x Let er bij een S-Pedelec op dat de profieldiepte niet lager is dan 1mm.
4. Controleer of de ventielen vast zitten en draai eventueel de onderste kartelmoer
volgens de wijzers van de klok vast.
5. Ga na of de ventielen zijn voorzien van een beschermkap.
x Vervang ontbrekende beschermkappen zodat er geen stof en vuil in het ventiel
kunnen belanden.
14.10 Lekke band
Een lekke band is de frequentste oorzaak van een panne tijdens het fietsen. Een lekke
band moet niet het einde van de fietsrit betekenen als het benodigde gereedschap en
een vervangband of een reparatieset mee vervoerd worden.
Voor een gedetailleerde handleiding over het oplossen van een lekke band zie hoofdstuk
“Onderhoud / Wiel demonteren”.
14.11 Wiel demonteren
Vooraleer u een wiel demonteert, dient u het hoofdstuk “Wielen en banden”
te lezen. Beschikt u niet over de noodzakelijke vakkenis en
gereedschappen, richt u dan tot uw handelaar.
x Schakel bij voertuigen met derailleur achteraan naar het kleinste rondsel van de
tandwielcassette. Zo staat het schakelmechanisme erbuiten en verhindert de
demontage niet.
x Voor de gemakkelijkere demontage van de wielen fixeert u het voertuig eventueel
met een geschikte montagestandaard.