Operation Manual
76
Pinion-aandrijving Voertuig
WAARSCHUWING
Meelopen van de ketting of de riem bij een inactieve crank.
Risico op ongevallen en verwondingen!
x Zorg er voor elke rit voor dat de vrijloop van het rondsel en de
achterwielnaaf probleemloos werken.
x Draai de crank naar achteren. De vrijloop van het rondsel en
de achterwielnaaf mag de ketting niet meenemen.
x Stop wanneer er schade aan de Pinion-aandrijving is of
wanneer ongewone geluiden optreden.
8.2 Pinion-aandrijving schakelen
Houd er rekening mee dat het schakelgedrag van een Pinion-aandrijving
zowel met ketting- alsook met riemaandrijving zich onderscheidt van deze
van een derailleur. Leer op een plaats buiten het wegverkeer de Pinion-
aandrijving en het gewijzigde schakelgedrag aan.
De markering (“>>”) op het vaststaande deel van de draaischakelaar toont de gekozen
versnelling, bij voorbeeld van 01 tot 18.
x Om te schakelen naar een hogere of lagere versnelling, beweegt u de
draaischakelaar eerst zachtjes naar de gewenste schakelrichting en dan schakelt
u vlotjes naar de gewenste schakelrichting.
– Het schakelen van meerdere versnellingen in een handeling is mogelijk,
bijvoorbeeld van 02 naar 06.
– Het schakelen bij stilstand en een inactieve of achterwaarts draaiende crank
is mogelijk.
– Het schakelen naar een lagere versnelling onder belasting, bijvoorbeeld van
18 naar 17, is beperkt mogelijk.
– Om de Pinion-aandrijving te sparen, wordt het schakelproces niet uitgevoerd
zolang de druk op de crank of op het pedaal te sterk is, bijvoorbeeld wanneer
u trapt en niet op het zadel zit.
x Schakel slechts naar een lagere versnelling wanneer de crank of het pedaal niet te
sterk wordt belast.