Operation Manual

49
BasisinstellingenVoertuig
4.7 Verlichting
GEVAAR
Slechte zichtbaarheid voor andere weggebruikers.
Risico op ongevallen en verwondingen!
x Schakel de verlichting in bij slecht zicht en in het donker.
WAARSCHUWING
Onoplettendheid in het wegverkeer door het inschakelen van de
verlichting.
Risico op ongevallen en verwondingen!
x Schakel de verlichting niet in tijdens het fietsen. Stop steeds
om de verlichting in te schakelen.
Voor de deelname aan het wegverkeer moeten de verlichting en de reflectoren
beantwoorden aan de nationale en regionale voorschriften.
x Neem de nationale en regionale voorschriften voor de verlichting in acht.
x Informeer u hierover voor de eerste rit. Installeer eventueel achteraf
elementen op het voertuig in overeenstemming met de voorschriften.
Richt u tot uw handelaar hiervoor.
De verlichting bestaat uit een voorlamp, achterlamp en ook reflectoren en zorgt voor een
betere zichtbaarheid bij slecht zicht en ’s nachts.
Afhankelijk van het voertuigmodel is het voertuig uitgerust met een vast gemonteerde
naafdynamo-verlichting of een steekverlichting op batterij.
4.7.1 Naafdynamo
De naafdynamo bevindt zich aan de voorwielnaaf en is verbonden met de voorlamp.
De achterlamp is aangesloten op de voorlamp. De naafdynamo voorziet de verlichting
van energie zodra het voorwiel draait.
De verlichting wordt bij een naafdynamo doorgaans direct aan de voorlamp of aan het
stuur ingeschakeld. Gebruikt men de schakelaar, dan wordt de achterlamp samen met
de voorlamp ingeschakeld.
x Gebruik de schakelaar om de verlichting in en uit te schakelen.