Operation Manual
19
ReinigingKinderspeelfiets
x Fixeer het voorwiel tegen zijdelings verdraaien, bijvoorbeeld in een fietsenrek
en ga na
of het stuur tegen het
voorwiel
kan worden verdraaid.
x Wanneer u het stuur kunt verdraaien, dient u het stuur of de stuurpen door uw
handelaar te laten instellen.
x Ga na of het stuur op- en neerwaarts kan worden bewogen.
x Wanneer u bij het op- en neerwaarts bewegen van het stuur speelruimte
opmerkt aan de buitenbalhoofdbuis of het stuur, dient u de buitenbalhoofdbuis
of het stuur door uw handelaar te laten instellen.
x Controleer het stuur en de stuurpen op barsten, vervormingen of kleurveranderingen
(visuele inspectie).
x Vertoont het stuur of de stuurpen barsten, vervormingen of kleurveranderingen,
laat dan het stuur of de stuurpen door uw handelaar controleren en zorg ervoor
dat uw kind niet rijdt met de kinderspeelfiets.
9�6 Voor- en achterwiel controleren
1. Houd de kinderspeelfiets vast aan de voorvork of het frame.
2. Probeer het voor- of achterwiel zijlings te bewegen. Ga na of de wielmoeren daarbij
bewegen.
x Bewegen de wielmoeren, draai ze dan vast (zie hoofdstuk “Grondslagen/
Instructies over draaimomenten”).
3. Til de kinderspeelfiets op en draai aan het voor- of achterwiel. Ga na of het voor- of
achterwiel zijlings of naar buiten slaat.
x Wanneer het voor- of achterwiel zijdelings of naar buiten slaat,
dient u de
kinderspeelfiets niet te gebruiken en het voor- of achterwiel door uw handelaar
te laten controleren.