Operation Manual

85
Wielen en bandenVoertuig
10 Wielen en banden
Het wiel bestaat uit naaf, spaken en velg.
De band is gemonteerd op de velg van het
wiel. Afhankelijk van het voertuigmodel is in
de band een binnenband geplaatst. Het
voorste wiel en de band ervan vormen het
voorwiel; het achterste wiel en de band ervan
vormen het achterwiel.
Wordt een binnenband gebruikt, dan
ligt op de velg een velglint, om de
binnenband tegen de velgbodem en de
spaaknippels te beschermen.
Wanneer er geen binnenband wordt
gebruikt, worden zogenaamde tubular
banden voor racefietsen of UST-banden
(UST = Universal System Tubeless) voor
MTB’s gebruikt.
Door het gewicht van de bestuurder en de bagage en de oneffenheden van het wegdek
worden de wielen blootgesteld aan aanzienlijke belastingen.
x Zorg ervoor dat de wielen na het inrijden van het voertuig (uiterlijk na het bereiken
van een afgelegde weg van 300 km of na 15 bedrijfsuren of na 3maanden –
naargelang van wat als eerste van toepassing is) door uw handelaar controleren
en opnieuw centreren.
x Controleer regelmatig de wielen na het inrijden.
x Beschikt u niet over de noodzakelijke vakkennis en gereedschappen, laat dan
de wielen door uw handelaar controleren en eventueel centreren.
10.5.1 Terugtrapschakeling
10.5.1.1 S2 Duomatic
Dit hoofdstuk is geldig voor modellen met optio-
nele versnelling “S2 Duomatic” (zie “Voertuigpas”).
x Om naar een hogere of lagere versnelling te schakelen,
trapt u de pedaalaandrijving kort en met weinig kracht
terug.
WILDE DE HEER DREHMEL NIET
1
2
3
4
5
6
Afb.: Wieldwarssnede met band
(bij wijze van voorbeeld)
1 Velg
2 Velglint
3 Remflank
4 Binnenband
5 Buitenband
6 Loopvlak