Operation Manual

82
Riemaandrijving Voertuig
9.2 Gebruik van de riemaandrijving
LET OP
Schade aan de riem door verkeerde hantering.
Beschadigingsgevaar!
x Zorg ervoor dat de riem niet wordt geplooid, verdraaid, naar
achteren gebogen, naar buiten gedraaid, verstrengeld of als
sleutel wordt gebruikt.
x Bij de montage mag de riem niet met het kettingwiel van de
voorste schijf worden opgerold of met een hendel zoals
bijv. een schroevendraaier worden geplaatst.
Bij de riemaandrijving wordt de kracht van de bestuurder via een riem overgedragen.
Het voertuig met riemaandrijving kan worden gebruikt bij alle weersomstandigheden
waarin kan worden gefietst.
9.3 Spanning van de riem controleren
Voor een storingsvrije werking van de
riemaandrijving is het noodzakelijk dat de
riem correct gespannen is. Zorg ervoor
dat de riemspanning regelmatig wordt
gecontroleerd door uw handelaar.
9.4 Slijtage van de riemaandrijving
Om de slijtage bij een riemaandrijving te minimaliseren, is het afhankelijk van het model
van de riemaandrijving belangrijk dat de riem parallel tussen de randschijven loopt
met een maximale afwijking van 3mm gemeten aan het midden van het riemloopvlak
en/of dat er een maximale hoekfout van 0,5° tussen de schijven optreedt.
x Wanneer u slijtage vaststelt op de riemaandrijving en niet beschikt over de
noodzakelijke vakkennis en gereedschappen om deze te vervangen, dient u de
riemaandrijving of versleten onderdelen door uw handelaar te laten vervangen.
Afb.: Riemspanning (bij wijze van voorbeeld)