Operation Manual
Hoofdstuk 3-28 Radar menu
1-9
Met een van de sneltoetsen snel naar een ander bereik te gaan:
Toets [1] = 0.125 nm [2] = 0.25 nm [3] = 0.50 nm
[4] = 0.75 nm [5] = 1.5 nm [6] = 3 nm
[7] = 6 nm [8] = 12 nm [9] = 24 nm
+/-
U kunt ook met de +/- toetsen een ander bereik selecteren
ADJ
Of u gebruikt vanuit het actieve bediening menu de cursor om de
huidige afstand schaal te accentueren en wijzigt dan de afstand
schaal met steeds 10% door gebruik van de +/- toetsen.
• Toon navigatie punt op het radar display
(noodzakelijk: geldig positie, en kompaskoers van externe sensor)
Indien een navigatie mode actief is dan kan het waypoint van bena-
dering op het radar display worden getoond.
ENT
Oproepen Snelbedieningsmenu radar
4
Toon actief navigatie punt
Bij uitschakelen van de navigatie mode wordt de functie tijdelijk
buiten gebruik gesteld omdat er niets te tonen valt – maar de functie
wordt weer actief zodra de navigatie opnieuw wordt ingeschakeld.
De functie behoeft dus niet steeds in- en uitgeschakeld te worden.
Toets [ENT], [4], Verberg navigatie punt, als u het waypoint niet
langer op het radar display wenst te zien.
• Targets Doelen (echo’s): De vorm van doelen heeft een direct
effect op het beeld in het display. Een plat oppervlak haaks op de
radar bundel levert een goed beeld op maar bij kleine hoeken zal
dit beeld juist slecht zijn. Een concaaf (hol gevormd) oppervlak zal
de gereflecteerde energie concentreren en een groter dan normale
afbeelding opleveren. Bolle oppervlakken verspreiden de energie
met als gevolg een zwak beeld. Bij een conisch oppervlak kan het
beeld zelfs volledig ontbreken.
De structuur van het doel oppervlak is eveneens van invloed op
de mate van reflectie en dus de afbeelding in het display. Een glad
oppervlak is een goede reflector terwijl bij een ruw oppervlak de
neiging tot verstrooiing van de reflectie aanwezig is.
Compositie – materialen zoals metaal en water zijn goede reflecto-
ren. Andere zoals hout en polyester zijn slechte reflectoren.