Handboek Simrad AP28 Autopilot Nederlands www.simrad-yachting.com Sw.1.
A P 2 8 Handboek Simrad AP28 Autopilot Nederlands Sw.1.2 Document nr.: 20223053 Herziene uitgave: B Datum: April 2008 De originele taal van dit document is Engels. In geval van enige discrepantie tussen vertaalde versies en de Engelse versie van dit document zal het Engelse document gelden als het officiële document. Naar ons beste weten was de inhoud van deze publicatie correct ten tijde van ter perse gaan.
Informatie over dit handboek Rev. A 27.02.08 Eerste uitgave Rev. B 21.04.08 Bijgewerkt tot autopilot software 1.2 Dit handboek is bedoeld als referentie en handleiding voor bediening en onderhoud van de Simrad AP28 autopilot. Een autopilot is een complex besturing systeem en daarom wordt aangeraden om dit handboek met aandacht te bestuderen opdat u een grondig inzicht verkrijgt in de bediening, de systeem componenten en hun relatie tot een compleet AP28 autopilot systeem.
Inhoudsopgave 1 Bediening.................................................... 5 1.1 Overzicht ................................................5 1.2 AAN/UIT .................................................8 1.3 Achtergrondverlichting ..............................9 1.4 Standby mode ....................................... 10 1.5 Automatische besturing .......................... 12 1.6 NoDrift mode......................................... 31 1.7 Navigeren met de AP28........................... 32 1.
4.3 Actieve alarmen bekijken ...................... 102 4.4 Alarm codes ........................................ 102 5 Troubleshooting...................................... 105 5.1 SimNet status...................................... 105 5.2 Systeem data ...................................... 105 5.3 Resets ................................................ 106 5.4 Alarmen.............................................. 107 6 Onderhoud.............................................. 111 6.1 Algemeen ..............
1 Bediening Een autopilot is een zeer nuttige hulp bij navigatie maar vervangt onder GEEN ENKELE omstandigheid de taak van de navigator. Gebruik geen automatische besturing indien: • Wordt gevaren in gebieden met hoge verkeersdichtheid of in smalle vaarwateren.
Toets PWR STBY AUTO NODRIFT Omschrijving Stroom AAN-UIT / Verlichting toets Standby toets Standby mode inschakelen Auto toets Auto mode inschakelen NoDrift toets NoDrift mode inschakelen Nav toets NAV WIND TURN Nav mode inschakelen Wind toets Wind mode inschakelen Bocht toets Openen bocht submenu Overstag of gijpen in de Wind mode MENU Menu/Enter toets Toegang Hoofd menu Voer waarde in, Bevestig, OK Actie conform het aanraaktoets symbool Links toets Vorige, Links, Cancel, Exit Langdurig indrukken:
Bakboord toets Stel opgedragen koers of windhoek met 1 of 10 graden bij Power steering naar bakboord inschakelen Actie conform het aanraaktoets symbool Stuurboord toets Stel opgedragen koers of windhoek met 1 of 1o graden bij Power steering naar stuurboord inschakelen Actie conform het aanraaktoets symbool Aanraaktoetsen Als de basis functie van de toetsen wordt veranderd dan worden aanraaktoetsen pal boven de toetsen zichtbaar om de alternatieve functie aan te duiden.
Operationele modes Het AP28 systeem biedt de volgende primaire besturing modes: STBY (power steering), AUTO, NoDrift, NAV, WIND en WINDNAV. Elke mode behalve WINDNAV bezit een aparte toets. De WINDNAV mode kan alleen vanuit de WIND mode worden geopend. Elke mode biedt u een multifunctioneel mode display. Door de gebruiker te bepalen instellingen bevinden zich in het AP28 Hoofd menu (pagina 47).
• Product naam • Serie nummer • Software versie • Release datum Deze software versie en release datum zijn slechts voorbeelden. Na ongeveer 5 seconden is het systeem in bedrijf en de unit die werd ingeschakeld toont het Standby mode display. Andere units in een multistation systeem zullen tonen. Controle over de bediening wordt overgedragen naar elke afzonderlijke unit door indrukken van de betrokken STBY toets. Langdurig indrukken van de PWR toets activeert de uitschakel dialoog box.
PWR a De PWR toets om het verlichting niveau met een stap te verhogen b De Omhoog/Omlaag aanraaktoetsen om het verlichting niveau een stap te verhogen of te verlagen c De Dag/Nacht aanraaktoetsen om te schakelen tussen dag en nacht profielen Als binnen 3 seconden geen invoer plaats vindt dan wordt de Verlichting overlay window gesloten. Zie voor contrast en dag/nacht settings pagina 57. 1.
Als een NFU stuurhandel of afstandsbediening word (inactief) bediend dan zullen andere bedieningsunits tonen. Zie sectie 7 voor gebruik van de NFU stuurhandels of afstandsbedieningen Follow-Up besturing (FU) Niet toepasbaar bij Virtuele roerstand configuratie (page 76). In de Follow-Up besturing mode kan de koersknop worden gebruikt voor het geven roer opdrachten. De opgedragen roerhoek wordt op het display getoond en het roer zal naar de opgedragen hoek draaien en dan stoppen.
Geen roerhoek staafdiagram Als de autopilot gebruik maakt van Virtuele Roerhoek Feedback (VRF) dan wordt in het staafdiagram geen roerhoek getoond in de Standby mode. Geen mode indicatie Als de autopilot is ingesteld op Elektronische Vaar Controle (EVC) dan kunt u vanaf de stuurstand handmatig sturen, ongeacht de autopilot mode. De autopilot gaat dan naar de Standby mode. De "S" in het display wordt door een streepje vervangen om aan te geven dat de besturing via de stuurstand verloopt. Zie pagina 117.
De AP28 zal het schip op de ingestelde koers houden totdat een nieuwe mode wordt geselecteerd of met de koersknop of de BB of SB toetsen een nieuwe koers wordt ingesteld. Een omwenteling van de koersknop resulteert in 45° koersverandering.
Controle van de besturing prestatie Bij functioneren in een automatische mode gebruikt de AP28 twee verschillende sets besturing parameters (HI/LO). Deze parameters regelen de respons van het schip bij uiteenlopende snelheden of windrichtingen. De twee parameters kunnen automatisch of handmatig worden geselecteerd en elke set kan handmatig worden bijgesteld (respons bijstellen).
Motorjachten Bij motorjachten wordt de automatische selectie van HI of LO uitsluitend door de snelheid van het schip bepaald zoals in bovenstaand diagram word getoond. Zeiljachten Bij varen in de WIND mode wordt de parameter bepaald door zowel de snelheid van het schip als de richting van de wind, zoals onderstaand afgebeeld. Mocht u teveel snelheid verliezen, b.v. tijdens overstag gaan, dan wijzigen de parameters naar HI om voldoende roer respons te verkrijgen.
Een hoog respons niveau verhoogt de roer activiteit en biedt een meer “strakke” besturing. Een te hoog respons niveau resulteert in het volgen van een slingerende koers. Indien u de REACTIE pagina opent dan is de geaccentueerde Reactie parameter de actieve parameter. MENU Aanpassen van de HI en LO waarden is zelfs mogelijk als het schip zich niet in het water bevindt.
MENU Bereik Wijziging per stap Standaard 1-9 1 4 Selectie van HI/LO parameters MENU Het “Handmatig selecteer” item heeft drie alternatieven: Auto – HI – LO. • Auto wordt automatisch ingesteld door snelheid invoer • HI of LO dient bij ontbreken van snelheid invoer handmatig te worden ingesteld.
De regel onder het opschrift in het display toont de ingestelde actieve parameters en hoe deze zijn geselecteerd. Patroon besturing (motorjachten) De autopilot biedt in de AUTO mode een aantal verschillende patroon besturing voorzieningen. Tussen de selectie van een bochtpatroon en de uitvoering treedt een vertraging van een minuut op. Tijdens de vertraging handhaaft de autopilot de ingestelde koers. Tijdens bochtpatroon besturing kunt u op elk moment de variabelen wijzigen door drukken op de toets.
C-Bocht De autopilot biedt in de AUTO mode een continue bocht voorziening bij het omcirkelen vissen of het zoeken van een bepaald object op de zeebodem. Bij een C-bocht draait het schip in een cirkel met constante draaisnelheid. De gebruiker bepaalt of de C-Bocht naar links of rechts gemaakt moet worden. Activeren van de C-Bocht mode: TURN of aanraaktoets voor selectie van de Druk op de C-Bocht richting en begin de bocht.
MENU Draai parameter Bereik Wijziging per stap Standaard Eenh. Draai snelheid 10 - 600 5 90 °/min Spiraalbocht Ook de spiraal bocht voorziening kan worden gebruikt bij omcirkelen tijdens vissen het zoeken van een bepaald object op de zeebodem. Een spiraalbocht laat het schip in een spiraal draaien met een afnemende of toenemende radius.
TURN De “initiële” radius kan voor aanvang van de bocht worden ingesteld. of aanraaktoets voor selectie van de Druk op de spiraal bocht richting en begin de bocht. Tijdens de bocht kan de “wijziging van radius” worden ingesteld evenals het aantal voeten of meters dat de radius moet wijzigen na elke voltooide cirkel. Tijdens de bocht kan de “wijziging van radius” worden bijgesteld. Als de “wijziging van radius” op nul wordt ingesteld dan draait het schip in een cirkel.
Negatieve waarden geven een afnemende radius aan en positieve waarden een toenemende radius. Toenemende radius Bocht parameter Initiële radius Wijziging van radius per bocht Afnemende radius Bereik Wijziging per step Standaard 33 ft - 3281 ft 10 656 ft 10 m - 1000 m 10 200 m -164 ft - +164 ft 5 66 ft -50 m - +50 m 2 20 m De eenheid voor radius is identiek met de eenheid die voor diepte is ingesteld (voeten of meters).
Druk op de of aanraaktoets voor selectie van de richting van de eerste bocht en begin de bocht. Tijdens varen in een zigzag patroon kunt u de koersverandering, etappe afstand en hoofdkoers wijzigen. Een pijl geeft de volgende koersverandering aan.
Vierkantbocht De vierkantbocht voorziening in de AUTO mode kan ook als rechthoek of elk ander patroon worden uitgevoerd mits elke volgende bocht 90° is. Activeren van de vierkantbocht mode: TURN Etappe afstand Druk op de of aanraaktoets voor selectie van de richting van de eerste bocht en begin de bocht. U kunt de hoofdkoers op elk moment veranderen. Ook kunt u op elk moment de etappe afstand wijzigen tot het moment waarop het schip een nieuwe 90° bocht maakt.
MENU Bocht parameter Etappe afstand Bereik Wijzigen per stap Standaard 82 ft - 9843 ft 50 1641 ft 25 m – 3000 m 25 500 m De etappe afstand eenheid is identiek met de voor diepte is ingestelde eenheid (voeten of meters).
Lazy S-bocht (≈ slalom bochtpatronen) Activeren van de Lazy S-bocht mode: TURN De koers verandering kan worden ingesteld voordat de bocht wordt geïnitieerd (2-80°). Druk op de of aanraaktoets voor selectie van de richting van de eerste koerswijziging en start. Tijdens een Lazy S patroon kunt u de grootte van de koersverandering, de bochtstraal en de (gemiddelde) hoofdkoers wijzigen. Een pijl geeft de richting van de bocht aan.
Stel de koers verandering en bochtstraal als volgt in: MENU Koers verandering Koers verandering Hoofd koers Grote radius Hoofd koers Kleine radius Bocht parameter Koers verandering Radius Bereik Wijziging per stap Standaard 4° - 160° 4 28° 16 ft - 1641 ft 10 656 ft 5 m – 500 m 5 200 m De eenheid voor radius is identiek met de eenheid die voor diepte is ingesteld (voeten of meters).
DCTTM (Depth Contour Tracking- Dieptelijn volgen) Via invoer van dieptemeter data kan de autopilot worden ingesteld op het volgen van een ingestelde diepte. Dit is nuttig bij het volgen van dieptelijnen. Stel zeker dat u uw systeem beschikt over diepte data. Effen zeebodem Helling Rotsachtige wateren Smal kanaal Rug Gebruik deze voorziening niet tenzij de zeebodem geschikt is. Dus niet in rotsachtige wateren waar de diepte binnen een klein gebied sterk varieert.
Het display toont de actuele diepte aflezing. Stuur het schip naar de diepte die u wilt volgen en in de richting van de dieptelijn (hoofdkoers). Activeer met de of aanraaktoets de dieptelijn volgen besturing zodra de gewenste diepte in het display verschijnt. Gebruik de toets bij ondiepte aan bakboord en de toets bij ondiepte aan stuurboord. Hoofdkoers Deze koers dient identiek te zijn met de (gemiddelde) richting van de te volgen dieptelijn.
CCA (Contour Cross Angle ≈ Slalommen Langs Dieptelijn) Met deze parameter kunt u het schip langs uw referentie diepte laten “slalommen”. Als de CCA op nul wordt ingesteld dan volgt geen slalom. De CCA is een hoek die wordt opgeteld bij of afgetrokken van de ingestelde koers. Bij elke kruising van het schip met de referentie diepte verandert het teken (+/-) van de CCA en wordt het schip naar een koers gestuurd waarbij de referentie diepte op een tegengestelde richting wordt gekruist.
Overstag in Auto mode (zeiljacht) De overstag functie is alleen beschikbaar als het Boot type in de installatie setup van het systeem is ingesteld op SAIL. Overstag in de AUTO mode verschilt met overstag in de WIND mode. In de AUTO mode wordt de overstag hoek in het Setup/Zeilen menu op een vaste waarde ingesteld. De standaard hoek is 100°. Overstag dient alleen aan de wind uitgevoerd te worden en dient eerst beproefd te worden bij geringe zeegang en weinig wind om te bepalen hoe uw schip reageert.
Anders dan in de Auto mode zal de autopilot in de NoDrift mode een koers sturen waarbij de invloed van wind en getij volledig wordt gecompenseerd. De stuurkoers (peilinglijn) kan op dezelfde wijze worden verandert als koers wijzigen in de Auto mode. NODRIFT • Kompaskoers: 345° M • Roerhoek: 01 naar stuurboord • Snelheid: 6.8 kn van het log • Besturing parameter: LO-A Uitwijken (Hervat vorige koerslijn) De AP28 bezit geen specifieke uitwijk toets.
1.7 Navigeren met de AP28 De AP28 is in staat om besturing informatie van een externe navigator (GPS, kaartplotter) te gebruiken om het schip naar een specifiek waypoint of langs een route met waypoints te sturen. De van de navigator ontvangen informatie zorgt voor een automatische koersverandering om te zorgen dat het schip door de AP28 naar het waypoint van bestemming wordt gestuurd.
Het prompt display toont de naam van het volgende waypoint (WP), de peiling van de tracklijn (BWW) vanaf het voorgaande waypoint naar het waypoint van bestemming, de vereiste koers verandering (CHG) en de richting waarin het schip zal draaien. NAV Als slechts één waypoint is ingevoerd dan is de peiling gelijk aan de koers vanaf de huidige positie naar het waypoint van bestemming.
Als de vereiste koers verandering meer bedraagt dan de NAV verandering limiet (standaard 10°) dan dient u te bevestigen of de aankomende koers verandering acceptabel is. Zie pagina 75 inzake veranderen van de “NAV veranderen limiet”. Alert screen STBY Druk op de aanraaktoets om een koers verandering van meer dan 10° te bevestigen. Als geen bevestiging plaats vindt dan vervolgt de AP28 de huidig ingestelde koers in de AUTO mode. Herwin handmatige besturing door op de STBY toets te drukken.
Onderstaande tekening kan worden gebruikt om een geschikte waypoint cirkel op de GPS of kaartplotter te selecteren. Voorbeeld: Bij een snelheid van 20 knopen dient u een waypoint cirkel met een straal van 0.09 nm te kiezen. De afstand tussen waypoints in een route mag nooit kleiner zijn dan de straal van de waypoint aankomst cirkel indien automatische waypoint wisseling is ingesteld.
1.8 Windvaan besturing (zeiljachten) De WIND mode is alleen beschikbaar als het systeem in het Installatie menu is ingesteld op SAIL (zeiljacht) Voordat de WIND mode wordt geactiveerd dient het AP28 systeem te opereren in AUTO met een geldige invoer van de wind transducer. Ga naar de WIND mode door indrukken van de WIND toets.
Windhoek bijstellen gaat als volgt: Stuur BB Stuur SB Stel windhoek in/ 1° per aanslag STBY Grote windhoek wijziging Linksom: naar BB Rechtsom: naar SB Herwin handmatige besturing door op de STBY toets te drukken. Overstag in de Wind mode Overstag in de WIND mode kan in tegenstelling tot de AUTO mode worden uitgevoerd tijdens zeilen met de schijnbare of ware wind als referentie; de ware windhoek dient minder dan 90 graden te bedragen.
TURN Gijpen Gijpen is mogelijk als de ware windhoek groter is dan 120° TURN De voor gijpen benodigde tijd wordt bepaald door de vaarsnelheid met als oogmerk een zo snel mogelijk maar tevens gecontroleerd verloop. Overstag en gijp preventie Bij hoog aan de wind en voor de wind varen is gebruik van de autopilot het meest kritisch. Als de zeilen bij hoog aan de wind varen uit balans zijn dan kunnen gierkrachten het schip laten oploeven.
het schip oploeft voorbij de ingestelde minimum windhoek (zie pagina 92) dan zal stuwkracht van de zeilen plotseling verdwijnen en de vaarsnelheid doen verminderen. Het schip zal dan moeilijker te besturen zijn omdat het roer minder effectief is geworden. Daarom is in WIND de overstag preventie functie opgenomen om dergelijke situaties te voorkomen. De functie reageert onmiddellijk zodra de schijnbare windhoek 5° minder is dan de ingestelde minimum windhoek door meer roeruitslag te commanderen.
1.9 Wind besturing en navigatie (zeiljacht) De autopilot kan het schip ook besturen op basis van zowel wind als track data van een GPS of kaartplotter. De mode wordt de WINDNAV mode genoemd waarbij de automatische besturing gebaseerd is op een set van criteria (zie volgende pagina). Druk voor activering van de Wind besturing en navigatie vanuit de Wind mode [1] op de NAV toets. De autopilot berekent eerst de initiële koers verandering (CHG) zoals vereist om naar het actieve waypoint te navigeren.
Opereren in de WINDNAV mode Zie Figuur 1-2 waarin een scenario wordt getoond met een zeiljacht dat van de WindNAV mode gebruikt maakt om zo efficiënt mogelijk naar het waypoint WP1 te varen. 42 | Bediening 1. Bij het naderen van positie 2 bevindt de autopilot zich nog steeds in de Wind mode. WP1 is inmiddels bij de kaartplotter ingevoerd. 2. De WindNAV mode wordt geactiveerd en de autopilot verzoekt bevestiging van een 71° koers verandering naar stuurboord. 3.
Figuur 1-2 Bediening | 43
1.10 Data pagina´s Als de informatie op SimNet beschikbaar is dan kunnen een aantal data pagina´s worden getoond (zie pagina 105). Als een van de hoofd mode pagina´s wordt getoond vraag deze dan op en scroll met de Omhoog/Omlaag toetsen langs de beschikbare data pagina´s. Bij het opvragen van data pagina´s wordt de laatste actieve data pagina het eerst getoond. Als u het aantal beschikbare instrument pagina´s wilt wijzigen ga dan naar de Hoofdmenu/Data Pagina´s setup.
Beschikbare data pagina´s Hoofd mode scherm 1.11 Meervoudig station systeem Tijdens normaal bedrijf is de bediening vanaf elke op het AP28 systeem aangesloten bedieningsunit beschikbaar. Een bedieningsunit is “actief” en biedt de gebruiker toegang tot alle functies. Alle overige bedieningsunits zijn “inactief” en hebben gen effect op koers veranderingen.
Blanco pagina Setup tijdens installatie | 46
2 Hoofd menu In het Hoofd menu treft u items aan voor de bediening, setup en installatie van uw autopilot. Het Service menu item biedt u uiteenlopende systeem informatie en toegang tot de Demo mode.
Het Hoofd menu wordt geactiveerd door indrukken van de MENU toets. De Hoofd menu items bieden verdere toegang tot submenu´s en parameter instellingen. Parameter instellingen worden als regel rechts afgebeeld maar ze kunnen ook worden vermeld in een overlay window. Unit instellingen afgebeeld in de rechter window kolom Taal instellingen afgebeeld in een overlay window.
Pagina´s uitzetten Ga door met het selecteren van pagina´s en herhaal de procedure als meer pagina´s uitgezet dienen te worden. Houd de Linker toets ingedrukt om het menu te verlaten en terug te keren naar de laatste actieve pagina. Pagina’s aanzetten Een uitgezette pagina is alleen zichtbaar via gebruik van het commando Aanzetten/Uitzetten. Een uitgezette pagina wordt getoond met een kruis in een rechthoek.
Herstel alle pagina’s Selecteer Herstel data blz. om alle uitgezette data pagina´s weer aan te zetten: 2.2 Trip log Het trip log display toont: a. Totaal afgelegde afstand sinds het instrument werd geïnstalleerd of sinds een fabrieks reset b. Afstand en tijd sinds het trip log werd gestart of gereset Trip log resetten Druk voor een reset van het trip log naar nul op de Reset aanraaktoets. 2.
- Taal selectie - Eenheden instellen - Zeegang filter bijstellen - Zeil parameters wijzigen In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de gebruiker bekend is met het gebruik van de toetsen en hoe hij zich door menu´s moet verplaatsen. Zo niet, zie dan het Hoofd menu, pagina 47 en navolgend. Demping De demping factor geeft aan hoe snel het display op wijzigen zal reageren. Hoe hoger de demping factor, des te stabieler de display aflezing van het instrument.
De snelheid invoer naar de AWF is snelheid over de grond (SOG). Als SOG niet beschikbaar is dan zal de AWF snelheid door het water gebruiken. Als geen van beide beschikbaar zijn dan zal de AWF 1,5 maal de Transitie snelheid als snelheid van het schip gebruiken. Instelling Bereik Wijziging per stap Standaard Vaarsnelh. 4 Koers 1 Schijnb.
Ondiep water De instelling van het alarm is werkzaam in het gehele systeem en kan worden uitgevoerd bij elke Simrad unit waarbij deze functie is geïmplementeerd. Bereik Wijziging per stap Uit – 320 ft 1.6–5: 0.1 ft 5–10: 0.5 ft 10–50: 1 ft 50–100: 5 ft 100–320: (Uit – 100 m) Standaard Eenh. Uit ft, m 10 ft (0.5–5: 0.1 m) (5–10: 0.5 m) (10–50: 1 m) (50–100: 5 m) Wind shift (Alleen beschikbaar in de Wind/WindNAV mode) Het wind shift alarm bewaakt de windhoek.
Setup data bronnen Een data bron kan een sensor of apparaat zijn dat is aangesloten op SimNet en data doorstuurt naar andere SimNet apparatuur. Data kan uit meerdere typen bestaan zoals kompas data, schijnbare wind data, berekende wind data, diepte data, etc. Een bepaald type data wordt alleen vanaf één apparaat naar andere apparaten verzonden die in een SimNet Bron groep georganiseerd zijn (Zie Installatie / SimNet groepen, pagina 96).
selecties geldig zijn en in stand worden gehouden. Ontbrekende bronnen worden automatisch vervangen door een alternatieve bron uit de lijst met beschikbare bronnen voor het bepaalde type data of er volgt selectie van de vervangende bron. Als een bron niet langer beschikbaar is voor dat bepaalde type data dan toont het display ‘- - -‘ in plaats van het bron acroniem. Als voor een bepaald type data meer dan een bron wordt gevonden dan kan de gewenste bron handmatig worden geselecteerd.
Informatie over de geselecteerde bron bekijken. Voor data die gekalibreerd kunnen worden verschijnt eerst een overlay scherm display met info over de geselecteerde data bron (Zie Installatie/Kalibratie) Open het Kalibreer en Offset menu. (Zie Installatie/Kalibratie). Ga verder met display van een lijst met beschikbare bronnen voor het gegeven data type.
Display Het display wordt aangestuurd door twee gebruiker profielen die individueel ingesteld kunnen worden. De profielen zijn Dag profiel en Nacht profiel. De profielen kunnen worden geoptimaliseerd voor afleesbaarheid onder verschillende lichtcondities en u kunt snel tussen de twee schakelen door gebruik van de PWR toets en de aanraaktoetsen. Zie Achtergrondverlichting, pagina 9.
Taal De taal wordt ingesteld als de autopilot voor de eerste keer wordt ingeschakeld. Zie Eerste keer inschakelen, pagina 65. De taal kan echter op elke moment worden gewijzigd. De volgende talen kunnen worden geselecteerd: - Deutch (Duits) - English (Engels) - Español (Spaans) - Français (Frans) - Italiano (Italiaans) - Nederlands (Nederlands) - Norsk (Noors) - Svenska (Zweeds) De taal namen worden alfabetisch in hun eigen taal opgesomd. Standaard taal : Engels.
Eenheden Parameter Vaarsnelheid Opties − kn Standaard kn − km/u − mp/u Windsnelheid − kn kn − m/s − mp/u Afstand − nm nm − km − mi Diepte − m ft − ft Koers − °M °M − °T Temperatuur − °C °F − °F De display unit voor koers data wordt niet uitsluitend door de gebruiker bepaald. Als ware koers wordt gewenst maar het geselecteerde kompas is een magnetisch kompas dan moet magnetische variatie van een positie bron beschikbaar zijn.
Seastate (Zeegang) filter Het Seastate filter wordt toegepast om de activiteit van het roer en de autopilot gevoeligheid bij zware zeegang te reduceren. UIT: Seastate filter is uitgezet. Dit is de standaard instelling. AUTO: Reduceert roer activiteit en autopilot gevoeligheid bij zware zeegang door een adaptief proces. De AUTO instelling wordt aanbevolen als u het Seastate Filter wilt gebruiken. MANUEEL: Gekoppeld aan de Respons instelling in het Hoofd menu.
Overstag tijd Bij het uitvoeren van een overstag in de WIND mode kan de draaisnelheid (overstag tijd) worden bijgesteld. Dit geeft solo zeilers tijd voor het omgaan met het schip en de zeilen tijdens overstag gaan. Ook een bocht zonder door de wind gaan kan hierdoor op een gecontroleerde wijze worden uitgevoerd. Bereik Wijziging per stap Standaard Eenh.
Tijdens zeilen in smalle wateren kan de schijnbare windhoek door windvlagen tijdelijk veranderen. Het kan dan gewenst zijn om op basis van ware wind te varen. Selecteer hiertoe ´Waar`. Bereik Standaard Auto – Schijnbaar - Waar Auto VMG optimaliseren Optimaliseren van de VMG zal na instellen van een nieuwe windhoek 5–10 minuten actief zijn maar alleen bij hoog aan de wind varen. Als de VMG optimaliseren actief is dan wordt onder de mode index ´VMG´ afgebeeld.
Koers wijzigen Gebruik van de (BB) of (SB) toets in de AUTO mode resulteert in een koerswijziging met stappen van 1°. Selecteer 10° als u met de toetsen grote koersveranderingen in stappen van 10° wilt uitvoeren en gebruik de draaiknop voor fijnafstellling (geldt niet voor zeiljachten). Bereik Standaard Eenheden 1 en 10 1 ° 2.4 Remote lock (blokkeer functie) De "Remote lock" functie is een veiligheid voorziening van het AP28 systeem. Hiermee worden alle andere bedieningsunits geblokkeerd.
De geblokkeerde bedieningsunits in het systeem tonen: De Lock functie wordt beëindigd door een van de volgende acties: • Vanaf de actieve bedieningsunit de blokkering van de andere bedieningsunits opheffen en instellenop niet actief: Het systeem wordt door elke bedieningsunit UIT geschakeld door 2–3 seconden de PWR toets in te drukken.
3 Setup tijdens installatie 3.1 Eerste keer inschakelen Voordat u de AP28 inschakelt en de Installatie Setup uitvoert dienen de hardware installatie en de elektrische aansluitingen eerst voltooid te worden conform de installatie instructies.
3.2 Installatie Menu De installatie instellingen moeten worden uitgevoerd als onderdeel van de inbedrijfstelling van het AP28 systeem. Bij nalaten hiervan kan correct functioneren van de AP28 worden vehinderd! Toegang tot het Installatie menu is alleen mogelijk in de STBY mode.
een automatische interface prompt (zie pagina 65) en er dient een complete setup te worden uitgevoerd. • De Proefvaart instellingen zijn afhankelijk van een succesvolle afronding van de Voor de Kant instellingen. Inbedrijfstelling Voor de Kant instellingen Als de autopilot zonder roer feedback unit geïnstalleerd wordt zie dan Virtuele Roer Feedback op pagina 76-79.
Boot type Het geselecteerde type boot is van invloed op de besturing parameters en de functies die in het autopilot systeem beschikbaar zijn. De opties zijn: Planerend, Waterverplaatsend, Zeil en Outboard. Selecteer het juiste Boot type met de Omhoog en Omlaag toetsen. Bevestig door indrukken van de aanraaktoets. Roer feedback kalibratie (Niet van toepassing indien ingesteld op Elektronische Vaar Controle (EVC). Zie pagina 117.
De Maximum stuurboord hoek wordt ingelezen door de roer feedback unit voordat enige instelling wordt uitgevoerd. Als de actuele roerhoek verschilt met de aanwijzing van het display corrigeer de aanwijzing dan met de Omhoog/Omlaag toetsen (zie noot onder). MENU Bevestig de Roer feedback kalibratie naar stuurboord door op de MENU toets te drukken. Draai helmstok of stuurwiel handmatig naar bakboord totdat het roer stopt bij de bakboord eindaanslag (H.O.
Het roer nulpunt kan nog steeds onjuist zijn en dient dan bij het volgende menu item te worden bijgesteld. Speciale test LF3000/LFI3000 Mk2 feedback 1 Synchroniseer motor RPM´s; “nul roeruitslag” 2 Voer toerental motoren op tot 3-4000 RPM en observeer roerhoek indicator op de autopilot. Een 2° verandering in aanwijzing is acceptabel.
De uitvoer van de inschakel/bypass koppeling werkt met hetzelfde voltage als de aandrijving. Keuze van een hoger voltage dan het voeding voltage is niet mogelijk. Selectie van een onjuist voltage voor de aandrijving kan zowel de aandrijving als de autopilot computer beschadigen, zelfs als de circuits voor beveiliging in de autopilot computer zijn geactiveerd. De aandrijving voltage instelling is niet van toepassing indien solenoïdes met een continu draaiende pomp worden toegepast.
engage) zal in alle werkzame besturing modes worden geactiveerd en zal bij een hydraulische lineaire aandrijving typisch een bypass klep inschakelen of bij een mechanische aandrijving een koppeling. Auto: Deze instelling is bestemd voor toekomstig gebruik. Gebruik altijd de “Clutch” (standaard) instelling. Roer Test (Niet van toepassing indien ingesteld op Elektronische Vaar Controle (EVC). Zie pagina 117.
Diepte kalibratie Deze instelling geldt alleen voor “slimme” diepte transducers met uitvoer van diepte in NMEA2000 formaat. De standaard waarde voor diepte correctie is 0,0 waarbij de getoonde diepte gelijk is aan de afstand tussen de transducer een de zeebodem (b). Zie volgende pagina.
Het symbool bij de voorkant van de diepte aanwijzing geeft aan dat de diepte wordt gemeten vanaf: de kiel Bereik -10 - +10 of Stap 0 – ±5: 0.1 5 – 10: 0.5 de waterlijn Standaard Eenheden 0.0 m, vt Druk op de MENU toets om de offset instelling te bevestigen.
Minimum windhoek Wind besturing is alleen beschikbaar als “Boot type” in het Installatie menu is ingesteld op “Zeil”. De ‘Minimum windhoek´ is de minimum schijnbare windhoek waarbij de zeilen goed getrimd kunnen worden voor een acceptabele voortstuwing. Deze parameter varieert van schip tot schip. De ‘Minimum windhoek’ hangt samen met de functie overstag vermijden maar ook met de WindNAV mode van de autopilot. U kunt voor bakboord en stuurboord verschillende minimum windhoeken selecteren.
Het ´Nav chg limit´ scherm kan ook vanuit het Nav mode hoofdscherm worden bereikt door indrukken van de MENU toets, binnen 2 seconden gevolgd door indrukken van de NAV toets. Bereik Wijziging per stap Standaard Eenh. 10-30 10 10 ° Voor de kant instellingen bij gebruik van Virtuele Roer Feedback De Virtuele Feedback algoritmen in de autopilot software stellen de autopilot in staat tot besturing zonder een conventionele roer feedback unit.
Kies het “Voor de Kant” menu en druk op de aanraaktoets ter bevestiging. Boot type Als de autopilot is geconfigureerd voor Virtuele Feedback dan wordt Boot type automatisch ingesteld op Outboard. Virtuele Feedback kalibratie De Virtuele feedback kalibratie wordt ingevoerd als een numerieke waarde, gelijk aan de fysieke roerhoek zoals aangegeven bij de eindaanslag positie. Gebruik de Omhoog/Omlaag toetsen voor instellen van de juiste waarde en bevestig met MENU .
Druk op de aanraaktoets ter bevestiging. De volgende stap is het invoeren van de juiste richting van de roeruitslag. >3 sec. Als de roeruitslag niet overeenkomt met een bocht naar stuurboord druk dan op de de procedure. aanraaktoets en herhaal Als het roer een stuurboord bocht aangeeft laat de knop aanraaktoets ter bevestiging. dan los en druk op de Ga verder met de instructies op het display.
Vervolg conform display instructies en laat vervolgens direct de toets los zodra het roer de BB aanslag positie bereikt. Het roer wordt nu automatisch gecentreerd. B Het Roer test resultaat wordt in het display getoond met ´Motor OK´ of ´Failed´(mislukt). Controleer bij ´Failed´ of de elektrische aansluitingen correct zijn. Zie ook ”Alarm” vanaf pagina 107. Proefvaart instellingen Het proefvaart menu presenteert instellingen en automatische kalibraties die tijdens de proefvaart uitgevoerd moeten worden.
- Boot snelheid kalibratie - Transitie snelheid (de snelheid waarbij u de set besturing parameters wilt wijzigen) - Automatisch inregelen (een methode om de besturing parameters te bepalen) Zet Roer op 0 (nul) De instelling is een laatste controle van de Voor de Kant instelling (pagina 70) en dient bij kalme zee uitgevoerd te worden onder vermijding van wind of getijstroom.
Kompas kalibratie Zorg voorafgaand aan de kompas kalibratie dat er voldoende open water rondom het schip aanwezig is om een volledige bocht te maken. De kalibratie dient voor goede resultaten bij kalme zee en weinig wind te worden uitgevoerd. Gebruik voor een volledige 360° bocht ongeveer 60-90 seconden. 1. Accentueer de Kalibreer lijn in de dialoog box 2. Vang aan met een bocht naar stuurboord of bakboord 3. Druk op de Menu toets om de automatische kompas kalibratie te starten c.
4. De automatische kalibratie is voltooid zodra de informatie window in het display verschijnt De FC40 en RC42 kompassen zullen de kalibratie en offset data in hun eigen geheugen opslaan. Tijdens kalibratie zal het kompas grootte en richting van het lokale magnetische veld meten. Als het lokale magnetische veld sterker is dan het aardmagnetische veld (de lokale veldsterkte is meer dan 100%) dan zal de kompas kalibratie mislukken.
Montage Offset (correctie) Na kompas kalibratie dient voor het verschil tussen de koerslijn van het kompas en de midscheeps lijn te worden gecompenseerd. 1 Neem een peiling vanaf de positie van het schip naar een zichtbaar object.
Een positieve waarde geeft een stuurboord correctie hoek aan en een negatieve waarde een bakboord correctie hoek. Bereik Stap Standaard waarde Eenheden -180 - +180 1 0 ° Druk op de MENU toets om de offset te bevestigen. Vaarsnelheid kalibratie De vorm van de romp of de locatie van de snelheid sensor kunnen tot onjuiste snelheid aflezingen leiden, reden voor het uitvoeren van een kalibratie om te zorgen dat de juiste snelheid en log aflezingen worden getoond.
Handmatig de snelheid waarde instellen Als u met een onjuiste snelheid aflezing wordt geconfronteerd dan kan dit handmatig worden gecorrigeerd door met een constante snelheid en in beide richtingen over een bekende afstand te varen en de snelheid aflezing te middelen. Het effect van wind en getij worden hierdoor gereduceerd. Stel dan de Snelh. correctie factor in om de correcte snelheid aflezing te verkrijgen. Bereik Wijziging per stap Standaard 0.50 – 1.50 0.01 1.
Bereik Wijziging per stap Standaard Eenh. OFF - 30 1 6 knopen Automatisch instellen Autotune is een voorziening die automatisch de meest belangrijke besturing parameters instelt (Roer en Tegenroer) door met het schip een aantal S-bochten uit te voeren. De schaalfactoren van de parameters worden bovendien automatisch ingesteld op basis van het type boot dat in het Voor de Kant menu werd geselecteerd.
De Autotune functie zal de besturing van het schip overnemen en een aantal S-bochten maken. Dit moet altijd in open wateren worden uitgevoerd met een veilige afstand tot ander verkeer. De voltooiing van de Autotune functie kan 1 tot 2 minuten duren. Druk op de STBY toets indien Autotune afgebroken moet worden. aanraaktoets te Activeer Autotune door op de drukken. Na een Autotune is er geen noodzaak voor verdere afstellingen.
Automatisch sturen Het Automatische sturen menu bevat besturing parameters koers besturing, wind besturing en navigatie besturing. Herroepen Autotune Instellingen Selecteer Herroep autotune parameters voor het terugroepen van parameters die werden gerealiseerd tijdens de Autotune procedure onder ‘Automatisch Sturen’ en druk op de toets. Bevestig door indrukken van de aanraaktoets. Handmatige afregeling De besturing parameters kunnen in dit menu item worden bekeken en zonodig worden gewijzigd.
Het ´Handmatige afregeling´ scherm kan ook vanuit het Auto mode hoofdscherm worden bereikt door indrukken van de MENU toets, binnen 2 seconden gevolgd door indrukken van de AUTO toets. Bevestig door drukken op de Getoonde parameter aanraaktoets. Boot type Eigen boot Waterverpl. Planerend & & Zeil Outboard AutoManueel tune Roer HI 0.50 0.30 Tegenroer HI 1.40 1.40 Autotrim HI 40 sec. 40 sec. Rate Lim HI 6.0° 6.0° Roer LO 0.35 0.20 Tegenroer LO 1.00 1.00 Autotrim LO 40 sec. 40 sec.
Roer stelt de roerversterking in, d.w.z. de verhouding tussen de opgedragen roerhoek en de koersfout. Te sturen koers Te weinig roer Te sturen koers Teveel roer • Bij te weinig roeruitslag kan de autopilot geen vaste koers volgen • Bij teveel roeruitslag ontstaat onstabiele besturing en wordt de snelheid verlaagd • Lage snelheid vereist meer roeruitslag dan hoge snelheid Zie ook “Minimum Roer” op pagina 91. Tegenroer is de parameter die het effect van draaisnelheid en inertie tegengaat.
Nieuwe koers Tegenroer instelling te laag, trage en aarzelende respons Nieuwe koers Correcte tegenroer instelling, ideale respons De standaard Autotrim waarde is 40 seconden en zal als regel goed functioneren op de meeste schepen. Vuistregel: Stel in seconden dezelfde waarde in als de scheepslengte in voeten. Bij schepen die Virtuele Roer Feedback (VRF) gebruiken dient Autotrim op 20 seconden te worden ingesteld.
Bereik Wijziging per stap Standaard Eenh. OFF - 5 0.1 OFF ° Eindtest Na voltooiing van alle instellingen in het Installatie Menu kan een eindtest in open wateren en op veilige afstand van overig verkeer worden gehouden.
• Als de roer respons tijdens de proefvaart te agressief is dan wilt u wellicht de roersnelheid verlagen voor een meer vloeiende besturing. Bij een zeiljacht wilt u wellicht het tegendeel, d.w.z. een hogere roersnelheid tijdens voor de wind varen. • Met het bovenstaande in gedachten kan de motor (aandrijving) uitgang (pagina 94) worden ingesteld. Gebruik nooit stappen boven 10% in relatie tot de instelling tijdens de automatische roertest (pagina 72). Voer instellen altijd een nieuwe Autotune uit.
• Begrijpen wat het verschil is tussen NAV mode en NoDrift mode en hun data bronnen (Nav, Pos) • Locatie van kompassen en begrijpen dat magnetische items uit de buurt gehouden moeten worden • Locatie van de Hoofd stroomonderbreker en de aparte SimNet stroomonderbreker indien aanwezig Kalibratie De kalibratie is een andere toegang naar procedures voor kalibratie van het kompas, roer feedback, diepte, schijnbare wind en vaarsnelheid. Deze procedures worden behandeld bij “Inbedrijfstelling”.
tieve functie optimaliseert de vrije slag in relatie tot de vaarsnelheid en druk op het roer. Als de auto instelling niet correct functioneert door hoge inertie van het stuurwiel of speling in het besturing systeem dan is handmatige aanpassing mogelijk. Gebruik de laagst mogelijke waarde waarbij continu jagen van het roer wordt voorkomen. Een grote vrije slag zal resulteren in onnauwkeurige besturing.
SimNet Groepen De SimNet groep functie biedt algehele controle over groepen met units. Deze optie is bestemd voor grotere schepen waar veel units zijn aangesloten op het SimNet netwerk. Door meerdere units toe te wijzen aan dezelfde groep zal een functie wijziging van één unit hetzelfde effect hebben op de rest van de groep deelnemers.
Taal = None (Geen) FLYBRIDGE Display = 1 Demping = 1 COCKPIT DISPLAY = 2 Setup tijdens installatie | 97
Verwijzingsnummer Het verwijzingsnummer wordt gebruikt om meervoudige units van hetzelfde type te identificeren indien deze op het SimNet of een NMEA2000 netwerk zijn aangesloten. Het verwijzingsnummer wordt toegevoegd aan de product naam, b.v. AP28-1, AP28-2 voor gemakkelijke identificatie van het product. Bereik Stap Standaard waarde 0 - 20 1 0 3.3 Service Informatie Zie ook de Troubleshooting pagina 105 over SimNet status, Systeem data en resets.
Bevestig de demo mode door drukken op de aanraaktoets. Als de unit tijdens de demo mode wordt uitgeschakeld dan is deze mode bij een volgende inschakeling nog steeds actief. De demo mode wordt uitgeschakeld via het menu zoals bovenstaand omschreven. Er wordt dan een automatische bron update geïnitieerd. Tijdens de demo mode wordt de gebruiker elke 1 seconde met een ‘DEMO’ bericht geattendeerd op het zich in deze mode bevinden.
Over de AP28 Na selectie van het “Over AP28” menu item volgt display van het autopilot model, het serie nummer, het software versie nummer (1.2), het software publicatie nummer (00) en de publicatie datum.
4 Alarm systeem 4.1 Alarm indicatie Het alarm systeem van de AP28 autopilot wordt geactiveerd als enige alarm instelling wordt overschreden. Zie Alarm, pagina 52. Als alarm wordt geslagen dan wordt dit aangegeven met een alarm tekst en een hoorbaar alarm. Zie onderstaande tabel voor indicaties van alarm types.
4.2 Een alarm bevestigen Een alarm kan door indrukken van elke toets worden bevestigd. De alarm indicatie (tekst, licht en geluid) wordt dan verwijderd bij alle units die behoren tot dezelfde alarm groep. Zie SimNet , pagina 96. Er zal met een vast interval een herinnering verschijnen zolang de alarm conditie blijft voortbestaan. Een alarm dat van andere SimNet units wordt ontvangen dient te worden opgeheven vanaf de unit die het alarm heeft veroorzaakt! 4.
Alarm Code Alarm 10 Ondiep water 11 Diep water 12 Anker alarm 13 Wind shift 14 Ware windsnelheid te sterk 15 Ware windsnelheid te zwak 16 Snelheid schip te laag 17 Voltage te hoog 18 Voltage te laag 19 Diepte data ontbreekt 20 Wind data ontbreekt 21 Nav data ontbreekt 22 Kompas data ontbreekt 23 Van koers 24 Roer data ontbreekt (RF25) 25 Roer feedback fout (RF300) 26 Roer respons storing 27 Roer aandrijving overbelast 28 Hoge temperatuur 29 Bypass/koppeling overbelas
Blanco pagina 104 | Alarm systeem
5 Troubleshooting Een autopilot is een complex systeem. De prestatie is afhankelijk van een goede installatie en een succesvolle proefvaart. In het Hoofd menu is een Service item opgenomen voor toegang tot meerdere opties voor display van toegepaste data tijdens testen of troubleshooten van het systeem. 5.1 SimNet status Het SimNet status scherm biedt status informatie over de diverse SimNet berichten die door het systeem worden gebruikt. 5.
5.3 Resets Autopilot reset Een Autopilot Reset is onderdeel van de eindtest in de fabriek waarbij het geheugen naar instellingen af fabriek wordt gereset. U behoeft geen Autopilot reset uit te voeren tenzij u alle tijdens de installatie setup opgeslagen waarden wens te verwijderen. Bevestig de autopilot reset door drukken op de aanraaktoets. Na uitvoeren van een reset dienen de Installatie en Setup procedures opnieuw te worden uitgevoerd! Indien een Autopilot reset is uitgevoerd zie dan hoofdstuk 3.2.
Bevestig de totale reset door indrukken van de aanraaktoets. Het display zal u aansporen om de interface setup te herhalen. Autopilot storingen In het geval van een autopilot storing zullen de talrijke test voorzieningen van de AP28 u bijstaan in het opsporen van een mogelijke fout. Bij elke ontdekte storing volgt een hoorbaar en visueel alarm, zie hoofdstuk 4. Zie onderstaande tabel voor tips en probeer het probleem zelf op te lossen.
Display aanwijzing Ondiep water Mogelijke oorzaak Aanbevolen actie De diepte is buiten de ingestelde limiet of buiten het bereik Let zorgvuldig op de actuele diepte Diepte data ontbreekt Vaar naar veilige diepte; het alarm zal automatisch resetten Wijzig de alarm limiet indien geen gevaar aanwezig Zet ondiep alarm uit als data ontbreekt Kompas data ontbreekt Geen data van geselecteerd kompas Als meer dan een kompas op het systeem is aangesloten zie dan het Gebruikers instellingen/Bronnen menu om e
Display aanwijzing Roer test mislukt Mogelijke oorzaak De volgende condities kunnen een rol spelen: Aanbevolen actie Zie aanbevolen acties voor de specifieke fouten Roer feedback storing Autopilot computer overbelast Bypass/koppeling overbelast Roer beweegt slecht in een richting Controleer de aansluitingen Slechte aansluiting naar een van de solenoïdes (continu lopende pomp) Vervang de autopilot computer Defecte insteekkaart in autopilot computer Roer test niet binnen 2 minuten voltooid Slechte aans
Display aanwijzing Bypass/koppeling overbelast Bypass/koppeling ontkoppeld Mogelijke fout Aanbevolen actie Koppeling/bypass stroom overschrijdt 3.
6 Onderhoud 6.1 Algemeen De AP28 units zijn “repareer door vervanging” units en de gebruiker behoeft daarom slechts in zeer beperkte mate preventief onderhoud uit te voeren. 6.2 Bedieningsunit De AP28 Bedieningsunit zal bij normaal weinig onderhoud vereisen. Als de unit schoongemaakt moet worden gebruik dan schoon water en een milde zeepoplossing (geen wasmiddel). Chemische reinigingsmiddelen en koolwaterstoffen zoals diesel, benzine, etc. dienen beslist te worden vermeden.
6.5 Kompas Als het kompas onderhevig is aan weersinvloeden voer dan elke 2-3 maanden en bij aanvang van het seizoen een visuele inspectie uit. 6.6 Aandrijfunit Zie het handboek van de aandrijfunit voor onderhoud instructies. 6.7 Omwisselen software programma Neem over software updates contact op met de Simrad Klanten Ondersteuning.
7 Optionele apparatuur 7.1 R3000X Afstandsbediening (NFU) De R3000X is een kleine afstandsbediening met twee toetsen voor power steering of koers selectie (BB en SB) en een toets met een LED indicator voor (beperkte) mode wijziging. Bediening SIMRAD STBY-AUTO Druktoets voor BB en SB commando´s In de STANDBY mode zal het roer bewegen zolang als de BB of SB toets wordt ingedrukt. STBY/ automatisch.
7.2 S35 Besturing handel (NFU) De S35 keert met behulp van drukveren steeds naar de middenstand terug. Een druktoets met verlichting is bestemd voor mode selectie evenals bij de R3000X Afstandsbediening. Als alternatief kan de S35 als een conventioneel NFU handel zonder mode selectie worden gebruikt. Bediening Zie de bediening van de R3000X in het vorige hoofdstuk. Bij de S35 moet u de handel naar links of rechts bewegen in plaats van het gebruik van toetsen. 7.
Nulpunt instelling Als u bij het verlaten van de haven geen roerhoek display nodig heeft stuur het schip dan handmatig op een rechte koers en druk op de AUTO toets. Het nulpunt wordt dan automatisch ingesteld. Als u wel behoefte heeft aan een roerhoek display bij verlaten van de haven ga dan als volgt te werk: Na inschakelen zal het roerhoek display gaan slingeren tussen 10 graden BB en SB om aan te geven dat het (roer) nulpunt ingesteld moet worden. Draai het stuurwiel van aanslag tot aanslag (H.O. tot H.
Blanco pagina 116 | Optionele apparatuur
8 Verklarende woordenlijst Apparent (schijnbare) wind – De snelheid en richting van waaruit de wind tijdens varen van het schip lijkt te waaien in relatie tot de boeg (wordt ook relatieve wind genoemd). Arrival (aankomst) alarm – Een alarm dat afkomstig is van de GPS of kaartplotter waarmee de aankomst aangegeven wordt bij een waypoint of ingestelde afstand tot dat punt (zie arrival circle).
EVC –Elektronische Vaar Controle - stelt de scheepsmotor, transmissie, instrumenten en bedieningssystemen in staat om te communiceren en informatie uit te wisselen via een gemeenschappelijk bus netwerk.Via een geschikte interface met EVC kan een autopilot sensor data van de EVC verkrijgen, stuurberekeningen uitvoeren en roercommando´s naar de EVC terugsturen om het roer op de opgedragen hoek in te stellen.
waarvan het ontwerp op deze standaard berust kunnen data inclusief commando´s en status uitwisselen met andere compatibele apparatuur via een enkelvoudig signaal kanaal. PGN – Een acroniem voor Parameter Groep Nummer. PGNs worden gebruikt in analoog NMEA2000 verkeer met drie hoofdletters zoals ook gebruikt in NMEA0183 regels, b.v. XTE. Product ID – Een nummer, toevoegsel, acroniem of term om een product te kunnen identificeren.
True bearing (Ware peiling) – Peiling in relatie tot het ware noorden; kompas peiling gecorrigeerd voor kompasfout. True heading (Ware koers) – Koers in relatie tot het ware noorden. VMG – Velocity Made Good (Snelheid richting waypoint). De ware voortgang van een vaartuig naar een waypoint, rekening houdend met alle factoren zoals drift en stroming. Waypoint – Een afzonderlijk in de navigator opgeslagen punt dat zich op het aardoppervlak bevindt.
Doc.no. 20223053, Rev.