Operation Manual

Bediening | 31
1.7 Navigeren met de AP24
De AP24 is in staat om besturing informatie van een
externe navigator (GPS, kaartplotter) te gebruiken om
het schip naar een specifiek waypoint of langs een route
met waypoints te sturen. De van de navigator ontvangen
informatie zorgt voor een automatische koersverandering
om te zorgen dat het schip door de AP24 naar het
waypoint van bestemming wordt gestuurd.
Als de AP24 is aangesloten op een navigatie ontvanger
die geen bericht met peiling naar volgende waypoint
verzendt dan wordt alleen gestuurd via Cross Track Error.
In dat geval dient u bij elk waypoint terug te vallen op de
Auto mode en handmatig de koers in te stellen op basis
van de peiling naar het volgende waypoint en dan
opnieuw NAV te selecteren.
Voor het verkrijgen van bevredigende navigatie besturing
moet aan de volgende punten worden voldaan voordat de
NAV mode wordt geactiveerd:
De automatische besturing van de AP24 moet worden
getest op bevredigende werking
De navigatie ontvanger (GPS, kaartplotter) dient zich
in de volledig operationele mode te bevinden met
afdoende signaal ontvangst voor geldige positie en
navigatie data.
Er dient tenminste één waypoint te zijn ingevoerd dat
daarna als huidig “Ga naar” waypoint is geselecteerd.
In de NAV mode is de data bron de Navigatie (Nav) bron.
Normaliter is deze bron dezelfde als de Positie bron (GPS,
Kaarplotter), zie pagina 51.
Navigatie besturing dient alleen in open wateren te
worden gebruikt. Na selectie van de NAV mode handhaaft
de AP24 de huidig ingestelde koers en vraagt de
gebruiker om de koers verandering naar het waypoint van
bestemming te accepteren.
Druk op de MODE toets en daarna op de
mode
aanraaktoets om het NAV prompt display te activeren.