Operation Manual
26 | Bediening
Gebruik deze voorziening niet tenzij de zeebodem
geschikt is. Dus niet in rotsachtige wateren waar de
diepte binnen een klein gebied sterk varieert.
TURN
Het display toont de actuele diepte aflezing.
Stuur het schip naar de diepte die u wilt volgen en in de
richting van de dieptelijn (hoofdkoers). Activeer met de
of aanraaktoets de dieptelijn volgen besturing
zodra de gewenste diepte in het display verschijnt.
Gebruik de
toets bij ondiepte aan bakboord en de
toets bij ondiepte aan stuurboord.
Hoofdkoers
Deze koers dient identiek te zijn met de (gemiddelde)
richting van de te volgen dieptelijn. Als de dieptelijn sterk
van richting verandert dan dient u de ingestelde koers
handmatig naar de nieuwe richting bij te stellen. Dit
resulteert in een snellere respons van de autopilot. Als de
koers niet wordt bijgesteld dan zal de autopilot langer
bezig zijn met het terugsturen van het schip naar de
referentie diepte.
Het scherm biedt de volgende instellingen:
Diepte gain (diepte versterking)
De autopilot volgt de diepte door het berekenen van de
x-track error (fout dwars op de track) als het schip van
de referentie diepte afwijkt. Met deze fout wordt de