Handboek Simrad AP24 Autopilot Nederlands www.simrad-yachting.com Sw.1.
Handboek Simrad AP24 Autopilot Nederlands Sw.1.2 Document nr.: 20222998 Herziene uitgave: B Datum: April 2008 De originele taal van dit document is Engels. In geval van enige discrepantie tussen vertaalde versies en de Engelse versie van dit document zal het Engelse document gelden als het officiële document. Naar ons beste weten was de inhoud van deze publicatie correct ten tijde van ter perse gaan.
Informatie over dit handboek Rev. A 12.02.08 Eerste uitgave Rev. B 08.04.08 Bijgewerkt tot autopilot software 1.2 Dit handboek is bedoeld als referentie en handleiding voor bediening en onderhoud van de Simrad AP24 autopilot. Een autopilot is een complex besturing systeem en daarom wordt aangeraden om dit handboek met aandacht te bestuderen opdat u een grondig inzicht verkrijgt in de bediening, de systeem componenten en hun relatie tot een compleet AP24 autopilot systeem.
Inhoudsopgave 1 Bediening.................................................... 5 1.1 Overzicht ................................................5 1.2 AAN/UIT .................................................8 1.3 Achtergrondverlichting ..............................9 1.4 Standby mode ....................................... 10 1.5 Automatische besturing .......................... 12 1.6 NoDrift mode......................................... 29 1.7 Navigeren met de AP24........................... 31 1.
4.2 Een alarm bevestigen ............................. 96 4.3 Actieve alarmen bekijken ........................ 96 4.4 Alarm codes .......................................... 96 5 Troubleshooting........................................ 99 5.1 SimNet status........................................ 99 5.2 Systeem data ........................................ 99 5.3 Resets ................................................ 100 5.4 Alarmen.............................................. 101 6 Onderhoud...............
1 Bediening Een autopilot is een zeer nuttige hulp bij navigatie maar vervangt onder GEEN ENKELE omstandigheid de taak van de navigator. Gebruik geen automatische besturing indien: • Wordt gevaren in gebieden met hoge verkeersdichtheid of in smalle vaarwateren.
Toets PWR Omschrijving Stroom AAN-UIT / Verlichting toets Standby toets STBY AUTO Standby mode inschakelen Auto toets Auto mode inschakelen Mode toets MODE Activateer mode aanraaktoetsen Actie conform het aanraaktoets symbool TURN Bocht toets Openen bocht submenu Overstag of gijpen in de Wind mode Actie conform het aanraaktoets symbool MENU Menu/Enter toets Toegang Hoofd menu Voer waarde in, Bevestig, OK Links 1 toets 1 Vorige, Links, Cancel, Exit Langdurig indrukken: Terug naar Hoofd pagina (be
Toets Omschrijving Omhoog toets Omhoog in menu of lijst box, Verhogen Omlaag toets Omlaag in menu of lijst box, Verlagen Aanraaktoetsen Als de basis functie van de toetsen wordt veranderd dan worden aanraaktoetsen pal boven de toetsen zichtbaar om de alternatieve functie aan te duiden.
Operationele modes Het AP24 systeem biedt de volgende primaire besturing modes: STBY (power steering), AUTO, NoDrift, NAV, WIND en WINDNAV. De STBY en AUTO modes bezitten aparte toetsen terwijl de andere modes met aanraaktoetsen via de MODE toets beschikbaar zijn. De WINDNAV mode is alleen beschikbaar in de WIND mode. Elke mode biedt u een multifunctioneel mode display. Door de gebruiker te bepalen instellingen bevinden zich in het AP24 Hoofd menu (pagina 45).
• Product naam • Serie nummer • Software versie • Release datum Deze software versie en release datum zijn slechts voorbeelden. Na ongeveer 5 seconden is het systeem in bedrijf en de unit die werd ingeschakeld toont het Standby mode display. Andere units in een multistation tonen. Controle over de bediening systeem zullen wordt overgedragen naar elke afzonderlijke unit door indrukken van de betrokken STBY toets. Langdurig indrukken van de PWR toets activeert de uitschakel dialoog box.
PWR a De PWR toets om het verlichting niveau met een stap te verhogen b De Omhoog/Omlaag aanraaktoetsen om het verlichting niveau een stap te verhogen of te verlagen c De Dag/Nacht aanraaktoetsen om te schakelen tussen dag en nacht profielen Als binnen 3 seconden geen invoer plaats vindt dan wordt de Verlichting overlay window gesloten. Zie voor contrast en dag/nacht settings pagina 54. 1.
Als een NFU stuurhandel of afstandsbediening word bediend dan zullen andere bedieningsunits (inactief) tonen. Zie sectie 7 voor gebruik van de NFU stuurhandels of afstandsbedieningen Alternatieve displays in de Standby mode Knipperend roerhoek staafdiagram Als uw autopilot een Simrad MSD50 hekaandrijving aanstuurt dan zal het roerhoek display na inschakelen tussen 10 graden bakboord en stuurboord knipperen als teken dat het roer nulpunt ingesteld moet worden. Zie pagina 111 voor instellen van het nulpunt.
1.5 Automatische besturing AUTO (Kompas) mode Als de AUTO toets wordt ingedrukt dan selecteert de AP24 automatisch de huidige vaarkoers als ingestelde koers en wordt de roerhoek gehandhaafd. Dit zorgt voor een vloeiende overgang bij mode wijziging. • Automatische besturing mode • Ingestelde koers: 340 graden • Kompas aflezing: 340°M • Koersbron: RC42 • Roerhoek: 01° naar stuurboord • Snelheid: 6.
aanraaktoets. De autopilot zal de bocht onderbreken en vervolgen met de kompaskoers zoals aangegeven op exact het moment van indrukken van de AUTO toets of de NoDrift aanraaktoets. Dit is een nuttige voorziening als u niet zeker weet hoever u moet draaien om een inham of haven aan te sturen. STBY • Automatische besturing mode • Nieuwe “overgenomen” koers: 305° • Kompas aanwijzing: 311° M (magnetisch) of T (True -waar) Ga weer over tot handmatige besturing door indrukken van de STBY toets.
Snelheid 26 24 22 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 LO H nse spo I re am par rs ete rs ete am par e s pon res Transitie naar LO parameters bij toenemende snelheid: 10 knopen Transitie snelheid ingesteld op 9 knopen Transitie ingesteld op HI parameters bij afnemende snelheid: 8 knopen Display legende HI-A Hoge respons parameters automatisch ingesteld LO-A Lage respons parameters automatisch ingesteld HI-M Hoge respons parameters handmatig ingesteld LO-M Lage respons parameter handmatig ingesteld Motorjach
transitie snelheid bij zeiljachten moet hiermee rekening worden gehouden. Zie ook Wind reactie op pagina 16. Respons aanpassen De Autotune functie in the AP24 is dusdanig geraffineerd dat de meerderheid van schepen geen verdere aanpassing van besturing parameters behoeft. Bij sommige schepen of bij bepaalde zeegang condities kan echter een fijnafstelling van de besturing parameters de prestatie van de autopilot verbeteren.
Aanpassen van de HI en LO waarden is zelfs mogelijk als het schip zich niet in het water bevindt. Bereik Wijziging per stap Standaard 1-9 1 4 Wind reactie (zeiljachten) Controleer of het verschil tussen de Te Sturen Koers (CTS) en de actuele koers een acceptabel minimum vertoont. Als het verschil tussen de ingestelde windhoek en de actuele windhoek te groot is verhoog dan de Wind reactie om het verschil te reduceren.
Selectie van HI/LO parameters 1 1 MENU Het “Handmatig selecteer” item heeft drie alternatieven: Auto – HI – LO. Auto wordt automatisch ingesteld door snelheid invoer HI of LO dient bij ontbreken van snelheid invoer handmatig te worden ingesteld. De regel onder het opschrift in het display toont de ingestelde actieve parameters en hoe deze zijn geselecteerd. Patroon besturing (motorjachten) De autopilot biedt in de AUTO mode een aantal verschillende patroon besturing voorzieningen.
TURN Druk op de of aanraaktoets voor selectie van de UBocht richting en begin de bocht. Schip maakt stuurboord U-bocht C-Bocht De autopilot biedt in de AUTO mode een continue bocht voorziening bij het omcirkelen vissen of het zoeken van een bepaald object op de zeebodem. Bij een C-bocht draait het schip in een cirkel met constante draaisnelheid. De gebruiker bepaalt of de C-Bocht naar links of rechts gemaakt moet worden.
1 Draai parameter Bereik Wijziging per stap Standaard Eenh. Draai snelheid 10 - 600 5 90 °/min Spiraalbocht Ook de spiraal bocht voorziening kan worden gebruikt bij omcirkelen tijdens vissen het zoeken van een bepaald object op de zeebodem. Een spiraalbocht laat het schip in een spiraal draaien met een afnemende of toenemende radius. Activeren van de spiraal bocht mode: TURN De “initiële” radius kan voor aanvang van de bocht worden ingesteld.
Druk op de of aanraaktoets voor selectie van de spiraal bocht richting en begin de bocht. Tijdens de bocht kan de “wijziging van radius” worden ingesteld evenals het aantal voeten of meters dat de radius moet wijzigen na elke voltooide cirkel. Tijdens de bocht kan de “wijziging van radius” worden bijgesteld. Als de “wijziging van radius” op nul wordt ingesteld dan draait het schip in een cirkel. 1 Negatieve waarden geven een afnemende radius aan en positieve waarden een toenemende radius.
Zigzagbochten Activeren van de zigzagbocht mode: TURN De koers verandering kan worden ingesteld voordat de bocht wordt geïnitieerd (2-70°). Druk op de of aanraaktoets voor selectie van de richting van de eerste bocht en begin de bocht. Tijdens varen in een zigzag patroon kunt u de koersverandering, etappe afstand en hoofdkoers wijzigen. Een pijl geeft de volgende koersverandering aan.
Koers verandering 20° Hoofd koers Koers verandering 40° Etappe afstand Bocht parameter Bereik Wijziging per stap Standaard Koers verandering 4° - 140° 4 28° 82 ft - 9843 ft 50 1641 ft 25 m - 3000 m 25 500 m Etappe afstand De etappe afstand eenheid is identiek met de voor diepte is ingestelde eenheid (voeten of meters). Vierkantbocht De vierkantbocht voorziening in de AUTO mode kan ook als rechthoek of elk ander patroon worden uitgevoerd mits elke volgende bocht 90° is.
U kunt de hoofdkoers op elk moment veranderen. Ook kunt u op elk moment de etappe afstand wijzigen tot het moment waarop het schip een nieuwe 90° bocht maakt. 1 Bocht parameter Etappe afstand Bereik Wijzigen per stap Standaard 82 ft - 9843 ft 50 1641 ft 25 m – 3000 m 25 500 m De etappe afstand eenheid is identiek met de voor diepte is ingestelde eenheid (voeten of meters).
Lazy S-bocht (≈ slalom bochtpatronen) Activeren van de Lazy S-bocht mode: TURN De koers verandering kan worden ingesteld voordat de bocht wordt geïnitieerd (2-80°). of aanraaktoets voor selectie van de Druk op de richting van de eerste koerswijziging en start. Tijdens een Lazy S patroon kunt u de grootte van de koersverandering, de bochtstraal en de (gemiddelde) hoofdkoers wijzigen. Een pijl geeft de richting van de bocht aan.
Koers verandering Koers verandering Hoofd koers Grote radius Hoofd koers Kleine radius Bocht parameter Bereik Wijziging per stap Standaard Koers verandering 4° - 160° 4 28° 16 ft - 1641 ft 10 656 ft 5 m – 500 m 5 200 m Radius De eenheid voor radius is identiek met de eenheid die voor diepte is ingesteld (voeten of meters). DCTTM (Depth Contour Tracking- Dieptelijn volgen) Via invoer van dieptemeter data kan de autopilot worden ingesteld op het volgen van een ingestelde diepte.
Gebruik deze voorziening niet tenzij de zeebodem geschikt is. Dus niet in rotsachtige wateren waar de diepte binnen een klein gebied sterk varieert. TURN Het display toont de actuele diepte aflezing. Stuur het schip naar de diepte die u wilt volgen en in de richting van de dieptelijn (hoofdkoers). Activeer met de of aanraaktoets de dieptelijn volgen besturing zodra de gewenste diepte in het display verschijnt. toets bij ondiepte aan bakboord en de Gebruik de toets bij ondiepte aan stuurboord.
ingestelde koers automatisch bijgesteld om het schip weer op de juiste track te brengen. Gebruik de gain optie voor het verkrijgen van een sterke of rustige respons op de variatie van diepte. 1 CCA (Contour Cross Angle ≈ Slalommen Langs Dieptelijn) Met deze parameter kunt u het schip langs uw referentie diepte laten “slalommen”. Als de CCA op nul wordt ingesteld dan volgt geen slalom. De CCA is een hoek die wordt opgeteld bij of afgetrokken van de ingestelde koers.
CCA ingesteld op 15°. Referentie diepte wordt via bakboord benadert Referentie diepte CCA ingesteld op 15°. Referentie diepte wordt via stuurboord benadert Bocht Bereik Verandering per stap Standaard Hoofdkoers 0° - 359° 1 – Diepte gain 5 - 95 5 5 Kruishoek dieptelijn 0 - 50 1 0 parameter Referentie diepte De referentie diepte wordt vastgelegd op het moment van DCTTM activering. Gebruik de Omhoog of Omlaag toets om de referentie diepte te wijzigen.
kruisen tot racen) kan de prestatie van de overstag functie van schip tot schip variëren. Behoudens de vaste overstag hoek en het verschil in displays is de procedure vergelijkbaar met die van de U-bocht zoals beschreven op pagina 16. TURN Alleen voor zeiljacht Schip gaat naar stuurboord overstag 1.6 NoDrift mode De NoDrift mode is een alternatieve mode voor route besturing in de NAV mode die automatisch wordt geactiveerd door de MODE toets in te drukken, gevolgd door indrukken van de aanraaktoets.
• Kompaskoers: 345° M • Roerhoek: 01 naar stuurboord • Snelheid: 6.8 kn van het log • Besturing parameter: LO-A Uitwijken (Hervat vorige koerslijn) De AP24 bezit geen specifieke uitwijk toets. Als de NoDrift mode actief is, druk dan eenvoudigweg op STBY en gebruik de power steering of handbesturing om een obstakel te ontwijken.
1.7 Navigeren met de AP24 De AP24 is in staat om besturing informatie van een externe navigator (GPS, kaartplotter) te gebruiken om het schip naar een specifiek waypoint of langs een route met waypoints te sturen. De van de navigator ontvangen informatie zorgt voor een automatische koersverandering om te zorgen dat het schip door de AP24 naar het waypoint van bestemming wordt gestuurd.
MODE Het prompt display toont de naam van het volgende waypoint (WP), de peiling van de tracklijn (BWW) vanaf het voorgaande waypoint naar het waypoint van bestemming, de vereiste koers verandering (CHG) en de richting waarin het schip zal draaien. Als slechts één waypoint is ingevoerd dan is de peiling gelijk aan de koers vanaf de huidige positie naar het waypoint van bestemming.
aankomst op het waypoint zal de AP24 een hoorbaar alarm laten horen en een alarm scherm tonen met nieuwe koers informatie en dan automatisch koers zetten langs het nieuwe routedeel. Als de vereiste koers verandering meer bedraagt dan de NAV verandering limiet (standaard 10°) dan dient u te bevestigen of de aankomende koers verandering acceptabel is. Zie pagina 71 inzake veranderen van de “NAV veranderen limiet”.
Onderstaande tekening kan worden gebruikt om een geschikte waypoint cirkel op de GPS of kaartplotter te selecteren. Voorbeeld: Bij een snelheid van 20 knopen dient u een waypoint cirkel met een straal van 0.09 nm te kiezen. De afstand tussen waypoints in een route mag nooit kleiner zijn dan de straal van de waypoint aankomst cirkel indien automatische waypoint wisseling is ingesteld.
1.8 Windvaan besturing (zeiljachten) De WIND mode is alleen beschikbaar als het systeem in het Installatie menu is ingesteld op SAIL (zeiljacht) Voordat de WIND mode wordt geactiveerd dient het AP24 systeem te opereren in AUTO met een geldige invoer van de wind transducer. Ga naar de WIND mode door indrukken van de MODE toets en vervolgens de aanraaktoets.
Windhoek bijstellen gaat als volgt: 10 1 Stuur BB, 1°/druk 1x STBY Stuur BB, 10°/druk 1x 10 Stuur SB 10°/druk 1x 1 Stuur SB 1°/druk 1x Herwin handmatige besturing door op de STBY toets te drukken. Overstag in de Wind mode Overstag in de WIND mode kan in tegenstelling tot de AUTO mode worden uitgevoerd tijdens zeilen met de schijnbare of ware wind als referentie; de ware windhoek dient minder dan 90 graden te bedragen.
TURN Gijpen Gijpen is mogelijk als de ware windhoek groter is dan 120° TURN De voor gijpen benodigde tijd wordt bepaald door de vaarsnelheid met als oogmerk een zo snel mogelijk maar tevens gecontroleerd verloop. Overstag en gijp preventie Bij hoog aan de wind en voor de wind varen is gebruik van de autopilot het meest kritisch. Als de zeilen bij hoog aan de wind varen uit balans zijn dan kunnen gierkrachten het schip laten oploeven.
verminderen. Het schip zal dan moeilijker te besturen zijn omdat het roer minder effectief is geworden. Daarom is in WIND de overstag preventie functie opgenomen om dergelijke situaties te voorkomen. De functie reageert onmiddellijk zodra de schijnbare windhoek 5° minder is dan de ingestelde minimum windhoek door meer roeruitslag te commanderen. Bij varen voor de wind is het lastig om het schip te sturen met golven van opzij of van achteren.
1.9 Wind besturing en navigatie (zeiljacht) De autopilot kan het schip ook besturen op basis van zowel wind als track data van een GPS of kaartplotter. De mode wordt de WINDNAV mode genoemd waarbij de automatische besturing gebaseerd is op een set van criteria (zie volgende pagina). Druk voor activering van de Wind besturing en navigatie vanuit de Wind mode [1] op de MODE toets, gevolgd door de mode aanraaktoets.
Opereren in de WINDNAV mode Zie Figuur 1-2 waarin een scenario wordt getoond met een zeiljacht dat van de WindNAV mode gebruikt maakt om zo efficiënt mogelijk naar het waypoint WP1 te varen. 40 | Bediening 1. Bij het naderen van positie 2 bevindt de autopilot zich nog steeds in de Wind mode. WP1 is inmiddels bij de kaartplotter ingevoerd. 2. De WindNAV mode wordt geactiveerd en de autopilot verzoekt bevestiging van een 71° koers verandering naar stuurboord. 3.
Figuur 1-2 Bediening | 41
1.10 Data pagina´s Als de informatie op SimNet beschikbaar is dan kunnen een aantal data pagina´s worden getoond (zie pagina 99). Als een van de hoofd mode pagina´s wordt getoond vraag deze dan op en scroll met de Omhoog/ Omlaag toetsen langs de beschikbare data pagina´s. Bij het opvragen van data pagina´s wordt de laatste actieve data pagina het eerst getoond. Als u het aantal beschikbare instrument pagina´s wilt wijzigen ga dan naar de Hoofdmenu/Data Pagina´s setup.
Beschikbare data pagina´s Hoofd mode scherm 1.11 Meervoudig station systeem Tijdens normaal bedrijf is de bediening vanaf elke op het AP24 systeem aangesloten bedieningsunit beschikbaar. Een bedieningsunit is “actief” en biedt de gebruiker toegang tot alle functies. Alle overige bedieningsunits zijn “inactief” en hebben gen effect op koers veranderingen.
Blanco pagina 44 | Bediening
2 Hoofd menu In het Hoofd menu treft u items aan voor de bediening, setup en installatie van uw autopilot. Het Service menu item biedt u uiteenlopende systeem informatie en toegang tot de Demo mode. HOOFDMENU NIVEAU 2 NIVEAU 3 NIVEAU 4 Reactie Data pagina’s setup Vaarafstand Gebruikers instellingen Installatie Enable/Disable Herstel data blz. Demping Alarmen Bronnen Display Taal Eenh. Seastate filter Zeilen Inbedrijfstelling Voor de kant Boot type Roer feedback Virtuele feedb.
Het Hoofd menu wordt geactiveerd door indrukken van de MENU toets. De Hoofd menu items bieden verdere toegang tot submenu´s en parameter instellingen. Parameter instellingen worden als regel rechts afgebeeld maar ze kunnen ook worden vermeld in een overlay window. Unit instellingen afgebeeld in de rechter window kolom Taal instellingen afgebeeld in een overlay window.
Pagina´s uitzetten 1 Ga door met het selecteren van pagina´s en herhaal de procedure als meer pagina´s uitgezet dienen te worden. Houd de Linker 1 toets ingedrukt om het menu te verlaten en terug te keren naar de laatste actieve pagina. 1 Pagina´s aanzetten Een uitgezette pagina is alleen zichtbaar via gebruik van het commando Aanzetten/Uitzetten en wordt dan getoond met een kruis in een rechthoek.
Alle pagina´s aanzetten Selecteer Herstel data blz. om alle uitgezette data pagina´s weer aan te zetten: 1 2.2 Trip log Het trip log display toont: a. totaal afgelegde afstand sinds het instrument werd geïnstalleerd of sinds een fabrieks reset b. afstand sinds starten of resetten trip log Trip log resetten Druk voor een reset van het trip log naar nul op de Reset aanraaktoets. 2.
- Eenheden instellen - Zeegang filter bijstellen - Zeil parameters wijzigen In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de gebruiker bekend is met het gebruik van de toetsen en hoe hij zich door menu´s moet verplaatsen. Zo niet, zie dan het Hoofd menu, pagina 45 en navolgend. 1 Demping De demping factor geeft aan hoe snel het display op wijzigen zal reageren. Hoe hoger de demping factor, des te stabieler de display aflezing van het instrument.
beschikbaar zijn dan zal de AWF 1,5 maal de Transitie snelheid als snelheid van het schip gebruiken. Instelling Bereik Wijziging per stap Standaard Vaarsnelh. 4 Koers 1 Schijnb. wind 0-9 1 4 Windverandering 4 Diepte 1 Alarmen De AP24 kan worden ingesteld op het geven van alarm als het schip of de omgevingsparameters de ingestelde waarden overschrijden. De alarm functie wordt uitgezet door de waarde op Uit in te stellen.
Windverandering (Alleen beschikbaar in de Wind/WindNAV mode) Het wind shift alarm bewaakt de windhoek. De referentie hoek wordt ingesteld bij aanzetten van het alarm en het product. De referentie windhoek wordt gereset naar de huidige windhoek als de windhoek, zoals opgedragen aan de autopilot, wordt gewijzigd en een wind shift alarm wordt bevestigd. De wind shift aanwijzing wordt getoond op de ‘Windverandering’ data pagina en geeft de wijziging van windhoek aan in relatie tot de (absolute) windrichting.
De data typen en de respectieve data bronnen die in producten worden gebruikt staan vermeld in de producten bron pagina. Als voor een data type geen selectie plaats vindt dan wordt ‘- - -‘ getoond in plaats van de naam van het apparaat of het acroniem. SimNet zal automatisch de Positie bron en Navigatie bron van dezelfde GPS of kaartplotter selecteren. Als u andere bronnen verkiest dan moet u deze handmatig selecteren.
Handmatige bron selectie Data bronnen kunnen ook handmatig worden geselecteerd. Alle apparaten die data van een bepaald type verstrekken worden in een apparaat lijst opgesomd. Accentueer het type data en druk op de toets voor display van de lijst met beschikbare apparaten. 1 1 Bevestig selectie van het geaccentueerde apparaat. Verlaten zonder selectie Informatie over de geselecteerde bron bekijken.
Ga verder met display van een lijst met beschikbare bronnen voor het gegeven data type. Display Het display wordt aangestuurd door twee gebruiker profielen die individueel ingesteld kunnen worden. De profielen zijn Dag profiel en Nacht profiel. De profielen kunnen worden geoptimaliseerd voor afleesbaarheid onder verschillende lichtcondities en u kunt snel tussen de twee schakelen door gebruik van de PWR toets en de aanraaktoetsen. Zie Achtergrondverlichting, pagina 9.
Taal De taal wordt ingesteld als de autopilot voor de eerste keer wordt ingeschakeld. Zie Eerste keer inschakelen, pagina 61. De taal kan echter op elke moment worden gewijzigd. De volgende talen kunnen worden geselecteerd: - Deutch (Duits) - English (Engels) - Español (Spaans) - Français (Frans) - Italiano (Italiaans) - Nederlands (Nederlands) - Norsk (Noors) - Svenska (Zweeds) De taal namen worden alfabetisch in hun eigen taal opgesomd. Standaard taal : Engels.
Eenheden Parameter Vaarsnelheid Opties − kn Standaard kn − km/u − mp/u Windsnelheid − kn kn − m/s − mp/u Afstand − nm nm − km − mi Diepte − m ft − ft Koers − °M °M − °T Temperatuur − °C °F − °F De display unit voor koers data wordt niet uitsluitend door de gebruiker bepaald. Als ware koers wordt gewenst maar het geselecteerde kompas is een magnetisch kompas dan moet magnetische variatie van een positie bron beschikbaar zijn.
Seastate (Zeegang) filter Het Seastate filter wordt toegepast om de activiteit van het roer en de autopilot gevoeligheid bij zware zeegang te reduceren. UIT: Seastate filter is uitgezet. Dit is de standaard instelling. AUTO: Reduceert roer activiteit en autopilot gevoeligheid bij zware zeegang door een adaptief proces. De AUTO instelling wordt aanbevolen als u het Seastate Filter wilt gebruiken. MANUEEL: Gekoppeld aan de Respons instelling in het Hoofd menu.
Overstag tijd Bij het uitvoeren van een overstag in de WIND mode kan de draaisnelheid (overstag tijd) worden bijgesteld. Dit geeft solo zeilers tijd voor het omgaan met het schip en de zeilen tijdens overstag gaan. Ook een bocht zonder door de wind gaan kan hierdoor op een gecontroleerde wijze worden uitgevoerd. Bereik Wijziging per stap Standaard Eenh.
dan gewenst zijn om op basis van ware wind te varen. Selecteer hiertoe ´Waar`. Bereik Standaard Auto – Schijnbaar - Waar Auto VMG optimaliseren Optimaliseren van de VMG zal na instellen van een nieuwe windhoek 5–10 minuten actief zijn maar alleen bij hoog aan de wind varen. Tijdens VMG optimaliseren wordt `VMG´ in de linker bovenhoek van het display boven de mode index getoond. Bereik Standaard Aan - Uit Uit Layline (laatste routedeel naar WP) besturing Layline besturing is nuttig tijdens navigeren.
2.4 Remote lock (blokkeer functie) De "Remote lock" functie is een veiligheid voorziening van het AP24 systeem. Hiermee worden alle andere bedieningsunits geblokkeerd. Als de "Remote lock" functie actief is dan is overdragen van het commando niet mogelijk en blijft alleen de actieve bedieningsunit het commando behouden. De "Remote lock" functie wordt als volgt geactiveerd: 1 Op de actieve bedieningsunit zal een icoon afwisselend met de mode index worden getoond.
3 Setup tijdens installatie 3.1 Eerste keer inschakelen Voordat u de AP24 inschakelt en de Installatie Setup uitvoert dienen de hardware installatie en de elektrische aansluitingen eerst voltooid te worden conform de installatie instructies.
3.2 Installatie Menu De installatie instellingen moeten worden uitgevoerd als onderdeel van de inbedrijfstelling van het AP24 systeem. Bij nalaten hiervan kan correct functioneren van de AP24 worden vehinderd! Toegang tot het Installatie menu is alleen mogelijk in de STBY mode.
een automatische interface prompt (zie pagina 61) en er dient een complete setup te worden uitgevoerd. • De Proefvaart instellingen zijn afhankelijk van een succesvolle afronding van de Voor de Kant instellingen. Inbedrijfstelling 1 Voor de Kant instellingen 1 Als de autopilot zonder roer feedback unit geïnstalleerd wordt zie dan Virtuele Roer Feedback op pagina 72-74.
Boot type Het geselecteerde type boot is van invloed op de besturing parameters en de functies die in het autopilot systeem beschikbaar zijn. De opties zijn: Planerend, Waterverplaatsend, Zeil en Outboard. Selecteer het juiste Boot type met de Omhoog en Omlaag toetsen. Bevestig door indrukken van de aanraaktoets. Roer feedback kalibratie (Niet van toepassing indien ingesteld op Elektronische Vaar Controle (EVC). Zie pagina 113.
De Maximum stuurboord hoek wordt ingelezen door de roer feedback unit voordat enige instelling wordt uitgevoerd. Als de actuele roerhoek verschilt met de aanwijzing van het display corrigeer de aanwijzing dan met de Omhoog/Omlaag toetsen (zie noot). MENU Bevestig de Roer feedback kalibratie naar stuurboord door op de MENU toets te drukken. 1 Draai helmstok of stuurwiel handmatig naar bakboord totdat het roer stopt bij de bakboord eindaanslag (H.O.
Het roer nulpunt kan nog steeds onjuist zijn en dient dan bij het volgende menu item te worden bijgesteld. Speciale test LF3000/LFI3000 Mk2 feedback 1 Synchroniseer motor RPM´s; “nul roeruitslag” 2 Voer toerental motoren op tot 3-4000 RPM en observeer roerhoek indicator op de autopilot. Een 2° verandering in aanwijzing is acceptabel.
De uitvoer van de inschakel/bypass koppeling werkt met hetzelfde voltage als de aandrijving. Keuze van een hoger voltage dan het voeding voltage is niet mogelijk. Selectie van een onjuist voltage voor de aandrijving kan zowel de aandrijving als de autopilot computer beschadigen, zelfs als de circuits voor beveiliging in de autopilot computer zijn geactiveerd. De aandrijving voltage instelling is niet van toepassing indien solenoïdes met een continu draaiende pomp worden toegepast.
aandrijving typisch een bypass klep inschakelen of bij een mechanische aandrijving een koppeling. Auto: Deze instelling is bestemd voor toekomstig gebruik. Gebruik altijd de “Clutch” (standaard) instelling. Roer Test (Niet van toepassing indien ingesteld op Elektronische Vaar Controle (EVC). Zie pagina 113.) Als het schip van power steering gebruik maakt dan is het van belang dat de hiertoe toegepaste motor of elektromotor voor de test wordt ingeschakeld.
Diepte kalibratie Deze instelling geldt alleen voor “slimme” diepte transducers met uitvoer van diepte in NMEA2000 formaat. De standaard waarde voor diepte correctie is 0,0 waarbij de getoonde diepte gelijk is aan de afstand tussen de transducer een de zeebodem (b). Zie volgende pagina.
Het symbool bij de voorkant van de diepte aanwijzing geeft aan dat de diepte wordt gemeten vanaf: de kiel Bereik -10 - +10 of Stap 0 – ±5: 0.1 5 – 10: 0.5 de waterlijn Standaard Eenheden 0.0 m, vt Druk op de MENU toets om de offset instelling te bevestigen.
Minimum windhoek ‘Min windhoek’ is alleen beschikbaar als “Boot type” in het Installatie menu is ingesteld op “Zeil”. De ‘Min windhoek’ is de minimum schijnbare windhoek waarbij de zeilen goed getrimd kunnen worden voor een acceptabele voortstuwing. Deze parameter varieert van schip tot schip. De ‘Min windhoek’ hangt samen met de functie overstag vermijden maar ook met de WindNAV mode van de autopilot. U kunt voor bakboord en stuurboord verschillende minimum windhoeken selecteren.
Het ´Nav chg limit´ scherm kan ook vanuit het Nav mode hoofdscherm worden bereikt door indrukken van de MENU toets, binnen 2 seconden gevolgd door indrukken van de MODE toets. Bereik Wijziging per stap Standaard Eenh. 10-30 10 10 ° Voor de kant instellingen bij gebruik van Virtuele Roer Feedback De Virtuele Feedback algoritmen in de autopilot software stellen de autopilot in staat tot besturing zonder een conventionele roer feedback unit.
Boot type 1 Als de autopilot is geconfigureerd voor Virtuele Feedback dan wordt Boot type automatisch ingesteld op Outboard. Virtuele Feedback kalibratie De Virtuele feedback kalibratie wordt ingevoerd als een numerieke waarde, gelijk aan de fysieke roerhoek zoals aangegeven bij de eindaanslag positie. 1 1 Gebruik de Omhoog/Omlaag toetsen voor instellen van de juiste waarde en bevestig met MENU . Zie de pagina´s 66-67 voor instellen van het Motorspanning voltage en Aandrijving Koppeling.
>3 sec. Als de roeruitslag niet overeenkomt met een bocht naar stuurboord druk dan op de de procedure. aanraaktoets en herhaal Als het roer een stuurboord bocht aangeeft laat de knop dan los en druk op de aanraaktoets ter bevestiging. Ga verder met de instructies op het display. Draai, met het roer tegen de stuurboord eindaanslag, het stuurwiel voorzichtig iets naar bakboord om de hydraulische druk te ontlasten. Druk op de aanraaktoets ter bevestiging.
Proefvaart instellingen Het proefvaart menu presenteert instellingen en automatische kalibraties die tijdens de proefvaart uitgevoerd moeten worden. De proefvaart dient altijd in open wateren te worden uitgevoerd en op veilige afstand van ander verkeer. Toegang tot het Proefvaart menu is alleen mogelijk als de Voor de Kant instellingen zijn voltooid en bevestigd.
- Als het schip twee motoren heeft synchroniseer dan het toerental van de motoren - Stel de trimvlakken en stabilisators zodanig in dat ze geen effect hebben op de koers van het schip - Stuur de koers handmatig op een vaste koers - Bevestig zonodig de roer NUL positie door op de aanraaktoets te drukken 1 Kompas kalibratie Zorg voorafgaand aan de kompas kalibratie dat er voldoende open water rondom het schip aanwezig is om een volledige bocht te maken.
a. Er zal een informatie window worden getoond zolang de kalibratie procedure nog niet is afgerond. b. De cijfers beneden het staafdiagram zullen 0.0 tonen als de draaisnelheid correct is. Een te hoge of te lage draaisnelheid wordt als volgt aangegeven: Draaisnelheid te hoog, bocht rechtsom 4.
Koerslijn Koerslijn Grootte lokale veldsterkte in % van aardmagnetisch veld. Richting van lokale veld in relatie tot koerslijn. Kan ook tegengesteld zijn. In bepaalde gebieden en op hoge breedtes neemt de lokale magnetische interferentie toe en koersfouten van meer dan ±3° moeten dan wellicht worden geaccepteerd. Montage Offset (correctie) Na kompas kalibratie dient voor het verschil tussen de koerslijn van het kompas en de midscheeps lijn te worden gecompenseerd.
Wind kalibratie Deze kalibratie is alleen van toepassing als u een direct op het SimNet (IS12TW) aangesloten wind transducer bezit of een wind transducer met uitvoer in NMEA2000 formaat. Elke restfout in het schijnbare windhoek display kan handmatig worden gecorrigeerd door invoering van de vereiste correctie. Een positieve waarde geeft een stuurboord correctie hoek aan en een negatieve waarde een bakboord correctie hoek.
Kalibreren met snelheid over de grond Als een GPS op het systeem is aangesloten dan kan de snelheid door het water (SPD) worden gekalibreerd op de waarde van de Snelheid Over de Grond (SOG). Deze instelling dient dan wel bij kalme zee te worden uitgevoerd zonder de invloed van wind of getijstroom.
Overgang HI-LO De Overgang HI-LO is de snelheid waarbij de AP24 automatisch de besturing parameters wijzigt van HI naar LO of vice versa (zie pagina 13). De standaard instelling van de Overgang HI-LO is 6 knopen. Bij motorjachten wordt aanbevolen om de Overgang HI-LO in te stellen op de snelheid waarbij het schip begint te planeren of de snelheid waarbij u van langzaam varen naar kruissnelheid overgaat.
Automatisch instellen is een procedure die voor functioneren van de AP24 niet vereist is omdat de preset besturing parameters af fabriek meestal geschikt zijn voor besturing van schepen van 30–50 voet. De aanbevolen snelheid voor Automatisch instellen dient niet meer dan 10 knopen te bedragen. De uitvoering dient plaats te vinden bij kalme of gematigde zeegang en bij voorkeur op een Oostelijke of Westelijke koers. Gebruik bij waterverplaatsende schepen ongeveer de helft van de normale kruissnelheid (d.w.z.
Status Het inbedrijfstelling status scherm toont een lijst met installatie items die uitgevoerd moeten worden en installatie items die reeds voltooid zijn. 1 Ga terug naar het Installatie menu item `Automatisch sturen´ als u de besturing parameters wilt wijzigen. Zie onderstaande informatie. Automatisch sturen Het Automatische sturen menu bevat besturing parameters koers besturing, wind besturing en navigatie besturing.
Handmatige afregeling De besturing parameters kunnen in dit menu item worden bekeken en zonodig worden gewijzigd.
De waarden in de tabel zijn af fabriek (standaard) en de opsomming is slechts informatief. Na het uitvoeren van Autotune kunnen de waarden van de tabel waarden afwijken. Zie ook “Autotune” eerder in dit hoofdstuk. De twee meest belangrijke parameters die de prestatie van automatische besturing bepalen zijn Roer en Tegenroer. Roer stelt de roerversterking in, d.w.z. de verhouding tussen de opgedragen roerhoek en de koersfout.
afbeeldingen illustreren het effect van diverse Tegenroer instellingen. Nieuwe koers Tegenroer instelling te laag met als gevolg voorbijschiet respons Nieuwe koers Tegenroer instelling te laag, trage en aarzelende respons Nieuwe koers Correcte tegenroer instelling, ideale respons De standaard Autotrim waarde is 40 seconden en zal als regel goed functioneren op de meeste schepen. Vuistregel: Stel in seconden dezelfde waarde in als de scheepslengte in voeten.
Schakel tijdens de proefvaart de Minimum Roer functie alleen in als bij kalme zee blijkt dat koers houden hierdoor wordt verbeterd. Activeren dient pas na Autotune en een eventuele fijnafstelling van de Roer parameter (pagina 85) plaats te vinden. Bereik Wijziging per stap Standaard Eenh. OFF - 5 0.1 OFF ° Eindtest Na voltooiing van alle instellingen in het Installatie Menu kan een eindtest in open wateren en op veilige afstand van overig verkeer worden gehouden.
• Beproef de NoDrift mode. • Gebruik bij een zeiljacht de Wind mode en beproef de AP24 bij verschillende instellingen van schijnbare windhoek. Beproef ook de WindNAV mode, de geoptimaliseerde VMG en WCV tijdens kruisen naar een waypoint. • Als de roer respons tijdens de proefvaart te agressief is dan wilt u wellicht de roersnelheid verlagen voor een meer vloeiende besturing. Bij een zeiljacht wilt u wellicht het tegendeel, d.w.z. een hogere roersnelheid tijdens voor de wind varen.
• Koers wijzigen met Links 1, Links 10, Rechts 1 en Rechts 10 toetsen • Scrollen langs het Hoofdmenu en submenu´s en leren hoe (en waarom) instellingen te wijzigen. • Hoe alternatieve bonnen te selecteren voor koers (kompas), navigatie (GPS), kaartplotter, snelheid, diepte, etc.
kunt u de roersnelheid anders instellen dan automatisch werd ingesteld bij de roertest. Rudder deadband (vrije slag roer) De rudder deadband functie is adaptief en constant actief. Het voorkomt dat het roer gaat jagen en de adaptieve functie optimaliseert de vrije slag in relatie tot de vaarsnelheid en druk op het roer. Als de auto instelling niet correct functioneert door hoge inertie van het stuurwiel of speling in het besturing systeem dan is handmatige aanpassing mogelijk.
SimNet Groepen De SimNet groep functie biedt algehele controle over groepen met units. Deze optie is bestemd voor grotere schepen waar veel units zijn aangesloten op het SimNet netwerk. Door meerdere units toe te wijzen aan dezelfde groep zal een functie wijziging van één unit hetzelfde effect hebben op de rest van de groep deelnemers.
aparte taal, demping en verlichting groepen zijn toegewezen en hoe dit de setup van verschillende instrumenten beïnvloedt.
Verwijzingsnummer Het verwijzingsnummer wordt gebruikt om meervoudige units van hetzelfde type te identificeren indien deze op het SimNet of een NMEA2000 netwerk zijn aangesloten. Het verwijzingsnummer wordt toegevoegd aan de product naam, b.v. AP24-1, AP24-2 voor gemakkelijke identificatie van het product. Bereik Stap Standaard waarde 0-20 1 0 3.3 Service Informatie Zie ook de Troubleshooting pagina 99 over SimNet status, Systeem data en resets.
1 Bevestig de demo mode door drukken op de aanraaktoets. Als de unit tijdens de demo mode wordt uitgeschakeld dan is deze mode bij een volgende inschakeling nog steeds actief. De demo mode wordt uitgeschakeld via het menu zoals bovenstaand omschreven. Er wordt dan een automatische bron update geïnitieerd. Tijdens de demo mode wordt de gebruiker elke 1 seconde met een ‘DEMO’ bericht geattendeerd op het zich in deze mode bevinden.
4 Alarm systeem 4.1 Alarm indicatie Het alarm systeem van de AP24 autopilot wordt geactiveerd als enige alarm instelling wordt overschreden. Zie Alarm, pagina 50. Als alarm wordt geslagen dan wordt dit aangegeven met een alarm tekst en een hoorbaar alarm. Zie onderstaande tabel voor indicaties van alarm types.
4.2 Een alarm bevestigen Een alarm kan door indrukken van elke toets worden bevestigd. De alarm indicatie (tekst, licht en geluid) wordt dan verwijderd bij alle units die behoren tot dezelfde alarm groep. Zie SimNet , pagina 91. Er zal met een vast interval een herinnering verschijnen zolang de alarm conditie blijft voortbestaan. Een alarm dat van andere SimNet units wordt ontvangen dient te worden opgeheven vanaf de unit die het alarm heeft veroorzaakt! 4.
Alarm Code Alarm 10 Ondiep water 11 Diep water 12 Anker alarm 13 Wind shift 14 Ware windsnelheid te sterk 15 Ware windsnelheid te zwak 16 Snelheid schip te laag 17 Voltage te hoog 18 Voltage te laag 19 Diepte data ontbreekt 20 Wind data ontbreekt 21 Nav data ontbreekt 22 Kompas data ontbreekt 23 Van koers 24 Roer data ontbreekt (RF25) 25 Roer feedback fout (RF300) 26 Roer respons storing 27 Roer aandrijving overbelast 28 Hoge temperatuur 29 Bypass/koppeling overbelas
Blanco pagina 98 | Alarm systeem
5 Troubleshooting Een autopilot is een complex systeem. De prestatie is afhankelijk van een goede installatie en een succesvolle proefvaart. In het Hoofd menu is een Service item opgenomen voor toegang tot meerdere opties voor display van toegepaste data tijdens testen of troubleshooten van het systeem. 5.1 SimNet status Het SimNet status scherm biedt status informatie over de diverse SimNet berichten die door het systeem worden gebruikt. 5.
5.3 Resets Autopilot reset Een Autopilot Reset is onderdeel van de eindtest in de fabriek waarbij het geheugen naar instellingen af fabriek wordt gereset. U behoeft geen Autopilot reset uit te voeren tenzij u alle tijdens de installatie setup opgeslagen waarden wenst te verwijderen. 1 Bevestig de autopilot reset door drukken op de aanraaktoets. Na uitvoeren van een reset dienen de Installatie en Setup procedures opnieuw te worden uitgevoerd! Indien een Autopilot reset is uitgevoerd zie dan hoofdstuk 3.2.
Autopilot storingen In het geval van een autopilot storing zullen de talrijke test voorzieningen van de AP24 u bijstaan in het opsporen van een mogelijke fout. Bij elke ontdekte storing volgt een hoorbaar en visueel alarm, zie hoofdstuk 4. Zie onderstaande tabel voor tips en probeer het probleem zelf op te lossen. U kunt ook uw lokale Simrad dealer raadplegen en zonodig om assistentie verzoeken. Voer elke herstel actie in de aangegeven volgorde uit.
Display aanwijzing Ondiep water Mogelijke oorzaak De diepte is buiten de ingestelde limiet of buiten het bereik Diepte data ontbreekt Aanbevolen actie Let zorgvuldig op de actuele diepte Wijzig de alarm limiet indien geen gevaar aanwezig Vaar naar veilige diepte; het alarm zal automatisch resetten Zet ondiep alarm uit als data ontbreekt Kompas data ontbreekt Geen data van geselecteerd kompas Als meer dan een kompas op het systeem is aangesloten zie dan het Setup/Bronnen menu om een ander kompas te sele
Display aanwijzing Roer respons storing Mogelijke oorzaak Geen respons op roer commando Aanbevolen actie Controleer alle aansluitingen Check Roer Feedback transmissie link (niet van toepassing bij Virtuele feedback installaties) Controleer aandrijfunit, motor, koolborstels Vervang de autopilot computer Roer test mislukt De volgende condities kunnen een rol spelen: Zie aanbevolen acties voor de specifieke fouten Roer feedback storing Autopilot computer overbelast Bypass/koppeling overbelast Roer beweeg
Display aanwijzing Geen actieve bedieningsunit Mogelijke fout Actieve bedieningsunit valt uit. Aanbevolen actie Druk op de STBY toets van een “Inactieve” unit voor een reset Check/repareer SimNet kabel Vervang de bedieningsunit Roer aandrijving overbelast De aandrijving is gestopt als gevolg van excessieve belasting of een kortsluiting Controleer de aandrijfunit en installatie hiervan. Zoek naar mechanische obstructies. Check handmatige besturing Ontkoppel de aandrijfunit.
Display aanwijzing Mogelijke fout Aanbevolen actie Hoog aandrijf voltage AC12/AC42 Voeding meer dan 35 Volt Schakel de autopilot uit Diepte data ontbreekt Ontbrekende of ongeldige diepte data Controleer diepte sensors en kabels Wind data ontbreekt Ontbrekende of ongeldige wind data Controleer wind sensor en kabels Wind shift Wind shift overschrijdt ‘Wind shift limiet’ Ga naar Wind mode voor reset van de Wind shift aanwijzing Controleer/repareer acculader Vergroot de limiet Zet wind shift lim
Blanco pagina 106 | Troubleshooting
6 Onderhoud 6.1 Algemeen De AP24 units zijn “repareer door vervanging” units en de gebruiker behoeft daarom slechts in zeer beperkte mate preventief onderhoud uit te voeren. 6.2 Bedieningsunit De AP24 Bedieningsunit zal bij normaal weinig onderhoud vereisen. Als de unit schoongemaakt moet worden gebruik dan schoon water en een milde zeepoplossing (geen wasmiddel). Chemische reinigingsmiddelen en koolwaterstoffen zoals diesel, benzine, etc. dienen beslist te worden vermeden.
6.5 Kompas Als het kompas onderhevig is aan weersinvloeden voer dan elke 2-3 maanden en bij aanvang van het seizoen een visuele inspectie uit. 6.6 Aandrijfunit Zie het handboek van de aandrijfunit voor onderhoud instructies. 6.7 Omwisselen software programma Neem over software updates contact op met de Simrad Klanten Ondersteuning.
7 Optionele apparatuur 7.1 R3000X Afstandsbediening (NFU) De R3000X is een kleine afstandsbediening met twee toetsen voor power steering of koers selectie (BB en SB) en een toets met een LED indicator voor (beperkte) mode wijziging. Bediening SIMRAD STBY-AUTO Druktoets voor BB en SB commando´s In de STANDBY mode zal het roer bewegen zolang als de BB of SB toets wordt ingedrukt. STBY/ automatisch.
7.2 S35 Besturing handel (NFU) De S35 keert met behulp van drukveren steeds naar de middenstand terug. Een druktoets met verlichting is bestemd voor mode selectie evenals bij de R3000X Afstandsbediening. Als alternatief kan de S35 als een conventioneel NFU handel zonder mode selectie worden gebruikt. Bediening Zie de bediening van de R3000X in het vorige hoofdstuk. Bij de S35 moet u de handel naar links of rechts bewegen in plaats van het gebruik van toetsen. 7.
Nulpunt instelling Als u bij het verlaten van de haven geen roerhoek display nodig heeft stuur het schip dan handmatig op een rechte koers en druk op de AUTO toets. Het nulpunt wordt dan automatisch ingesteld. Als u wel behoefte heeft aan een roerhoek display bij verlaten van de haven ga dan als volgt te werk: Na inschakelen zal het roerhoek display gaan slingeren tussen 10 graden BB en SB om aan te geven dat het (roer) nulpunt ingesteld moet worden. Draai het stuurwiel van aanslag tot aanslag (H.O. tot H.
Blanco pagina 112 | Optionele apparatuur
8 Verklarende woordenlijst Apparent (schijnbare) wind – De snelheid en richting van waaruit de wind tijdens varen van het schip lijkt te waaien in relatie tot de boeg (wordt ook relatieve wind genoemd). Arrival (aankomst) alarm – Een alarm dat afkomstig is van de GPS of kaartplotter waarmee de aankomst aangegeven wordt bij een waypoint of ingestelde afstand tot dat punt (zie arrival circle).
EVC –Elektronische Vaar Controle - stelt de scheepsmotor, transmissie, instrumenten en bedieningssystemen in staat om te communiceren en informatie uit te wisselen via een gemeenschappelijk bus netwerk.Via een geschikte interface met EVC kan een autopilot sensor data van de EVC verkrijgen, stuurberekeningen uitvoeren en roercommando´s naar de EVC terugsturen om het roer op de opgedragen hoek in te stellen.
NMEA2000 – Een modern serieel data communicatie netwerk om nautische elektronische apparatuur aan boord van vaartuigen onderling te verbinden. Apparaten waarvan het ontwerp op deze standaard berust kunnen data inclusief commando´s en status uitwisselen met andere compatibele apparatuur via een enkelvoudig signaal kanaal. PGN – Een acroniem voor Parameter Groep Nummer. PGNs worden gebruikt in analoog NMEA2000 verkeer met drie hoofdletters zoals ook gebruikt in NMEA0183 regels, b.v. XTE.
SOG – Snelheid over de grond is de actuele snelheid van een vaartuig in relatie tot de zeebodem. True bearing (Ware peiling) – Peiling in relatie tot het ware noorden; kompas peiling gecorrigeerd voor kompasfout. True heading (Ware koers) – Koers in relatie tot het ware noorden. VMG – Velocity Made Good (Snelheid richting waypoint). De ware voortgang van een vaartuig naar een waypoint, rekening houdend met alle factoren zoals drift en stroming.
Doc.no. 20222998, Rev.