Operation Manual
5-86
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Geef het formaat van het origineel op.
(1) Voer het formaat van het origineel in.
• Selecteer de cijferweergavetoets voor X (breedte) en
voer de breedte in.
• Selecteer de cijferweergavetoets voor Y (hoogte) en
voer de hoogte in.
(A) Selecteer de toets [Formaat Herstellen] om het
origineelformaat weer op het standaardformaat in te
stellen.
(B) Schakel het selectievakje [Passend om te zenden] in
om de afbeelding automatisch te verkleinen of
vergroten tot het verzendformaat. Als u op het
formaat van het ingevoerde origineel wilt scannen,
hoeft u het selectievakje niet in te schakelen.
(2) Selecteer de toets [Basismenu].
• U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen.
• Het verzendformaat wordt automatisch geselecteerd op basis van het ingevoerde formaat origineel.
• Na het selecteren van kaart scannen, kunt u het scan- en het verzendformaat wijzigen via de toetsen [Scanformaat]
en [Verzendformaat] op het basisscherm. In dit geval verschijnt het scherm van deze stap op het instelscherm voor
het scanformaat. Raadpleeg "Het verzendformaat van de afbeelding opgeven" (pagina 5-65) voor de procedure
voor het instellen van het verzendformaat.
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT] om de voorzijde
van de kaart te scannen.
Betreft het een bestemming voor Internetfax, druk dan op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
6
Draai de kaart om en druk op [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT] om
de achterzijde van de kaart te scannen.
Gebruik voor de voor- en achterzijde dezelfde [START] toets.
Voordat u de achterkant van de kaart scant, kunt u de toets [Configureren] selecteren op het display om de belichting
te wijzigen.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
OKVORIGE
(A)
(1)
(2)
(B)
X
Y