Operation Manual

1-7
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL
(1) Display
Op het display worden meldingen en toetsen weergegeven.
Gebruik de pijltoetsen en de [OK] toets om weergegeven
items te selecteren en diverse handelingen uit te voeren.
WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL (pagina 1-9)
(2) Toets [VORIGE]
Druk op deze toets om naar het vorige scherm terug te
gaan zonder uw instellingen kwijt te raken.
(3) Toets [OK]
Druk op deze toets om een gekozen instelling in te voeren.
(4) Pijltoetsen
Druk op deze toetsen om het selectiekader te verplaatsen dat
wordt gebruikt om toetsen en items in het display te selecteren.
(5) Modustoetsen en indicators
Selecteer met deze toetsen de weergavemodus.
De indicator van een toets brandt als een toets is
geselecteerd.
Toets [AFDRUKKEN]
Als u een vastgehouden afdrukopdracht wilt afdrukken,
druk dan op deze toets om over te schakelen naar de
printermodus.
Toets [BEELD VERZENDEN]
Druk op deze toets om netwerkscanner/faxmodus te
selecteren om de functie scanner of fax te gebruiken.
Toets [KOPIE]
Druk op deze toets om de kopieerfunctie te selecteren.
Houd de toets [KOPIE] ingedrukt om het totaal aantal
gemaakte afdrukken en de resterende tonerhoeveelheid
te bekijken.
(6) Indicatoren AFDRUKKEN
Indicator GEREED
Als deze indicator brandt kunnen afdrukopdrachten
worden ontvangen.
Indicator DATA
Deze knippert wanneer afdrukgegevens worden
ontvangen en brandt voortdurend wanneer wordt
afgedrukt.
(7) Indicatoren BEELD VERZENDEN
Indicator LIJN
Dit gaat branden tijdens het verzenden of ontvangen
van een fax of internetfax. Dit gaat ook branden tijdens
het verzenden van een beeld in scanmodus.
Indicator DATA
Dit gaat knipperen als een ontvangen fax of internetfax
niet afgedrukt kan worden bijvoorbeeld als het papier
op is. Dit gaat branden als er een verzendopdracht is
die niet verzonden is.
(8) Numerieke toetsen
Deze toetsen worden gebruikt om het aantal kopieën,
faxnummers en andere cijfers in te voeren. Met deze
toetsen worden ook getalswaarden voor instellingen
ingevoerd.
(9) Toets [OPDRACHT STATUS]
Druk op deze toets om het opdrachtstatusscherm weer te
geven. Dit scherm wordt gebruikt om informatie over
opdrachten weer te geven en opdrachten te annuleren.
Zie voor details de hoofdstukken voor elk van de functies
in deze handleiding.
(10) Toets [SYSTEEM INSTELLINGEN]
Druk op deze toets om het menuscherm voor de
systeeminstellingen weer te geven. De
systeeminstellingen worden gebruikt om de
papierlade-instellingen te configureren en parameters
aan te passen om het apparaat gebruiksvriendelijker te
maken.
(11) Sharp OSA-sneltoets
Druk op deze toets om een sneltoets naar de Sharp
OSA-modus weer te geven (wanneer de Applicatie
communicatiemodule wordt geïnstalleerd). In dit scherm
worden ook aangepaste toetsen weergegeven. Van de
aangepaste toetsen kunt u sneltoetsen maken naar
speciale functies en andere instellingen.
LOGOUT
KOPIE
AFDRUKKEN
OKVORIGE
OPDRACHT STATUS
SYSTEEM
INSTELLINGEN
BEELD
VERZENDEN
GEREED
DATA
DATA
LIJN
(8)(5)(3) (6) (7)(2) (4)(1)
(9) (10) (11)