Operation Manual
4-57
FAX
Inhoudsopgave
BELICHTING WIJZIGEN
De belichting kan worden aangepast aan de helderheid van het origineel.
Selecteer de juiste instellingen aan de hand van de volgende tabel.
Belichtingsinstellingen:
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Belichting Toepassing
Auto Bij deze instelling wordt de belichting automatisch aangepast aan lichtere en donkerde
delen van het origineel.
Handmatig
1-2 Selecteer deze instelling bij een origineel met donkere tekst.
3 Selecteer deze instelling voor een normaal origineel (niet licht en niet donker).
4-5 Selecteer deze instelling wanneer het origineel uit onduidelijke tekst bestaat.
1
Selecteer de toets [Belichting].
De huidige belichtinginstelling verschijnt in de [Belichting]-toets.
☞ WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 4-48)
2
Selecteer de belichting.
(1) Selecteer de toets [Handmatig].
(2) Pas de belichting aan.
Selecteer de toets of . Maak de belichting
donkerder met de toets . Maak de belichting lichter
met de toets .
Keer terug naar automatische belichtingsaanpassing door
de toets [Auto] te selecteren.
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
Bij gebruik van de glasplaat voor het scannen van meerdere originelen kan de instelling van de belichting telkens bij het
verwisselen van de pagina's worden gewijzigd. Bij gebruik van de automatische documentinvoer kan de instelling van de
belichting niet meer worden gewijzigd nadat het scannen is begonnen. (Gebruikt u echter de speciale functie "Opdr.
samenst.", dan kan de belichting telkens wanneer u een nieuwe set originelen invoert worden gewijzigd.)
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaard Belichtingsinstellingen
Hiermee wijzigt u de standaardinstelling voor de belichting.
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2) (3)