Operation Manual

4-36
FAX
Inhoudsopgave
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN VOOR HET
VERZENDEN
Als u een dik origineel of een origineel dat niet via de automatische documentinvoer kan worden ingevoerd wilt faxen,
open dan de automatische documentinvoer en plaats het origineel op de glasplaat.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Open de documentinvoer, plaats het origineel
met de bovenzijde naar beneden op de glasplaat
en sluit voorzichtig de documentinvoer.
Breng het midden van het origineel op n lijn met de punt van
het teken op het midden van de schaalaanduiding aan
de linkerzijde van de glasplaat.
Plaats het origineel overeenkomstig het formaat in de juiste
positie (zie afbeelding hierboven).
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina
4-51)
Wanneer u een fax verstuurt die uit meerdere pagina's bestaat, scan dan elke pagina in de juiste volgorde in,
beginnend met de eerste pagina.
Wanneer u een fax verstuurt die uit meerdere pagina's bestaat, kunt u de automatische documentinvoer en de
glasplaat niet tegelijkertijd gebruiken om de originele pagina's in te scannen.
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
(1) Selecteer de toets [Adres] in het
basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adres].
(2) Selecteer de sneltoets van de gewenste
bestemming.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook direct een faxnummer invoeren met de cijfertoetsen of een bestemming opzoeken in een
globaal adresboek. Zie voor meer informatie "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 4-20).
A5
(5-1/2" x 8-1/2")
A4 (8-1/2" x 11")
B5
merkteken
Schaalaanduiding van de glasplaat
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
(2)