Operation Manual
4-20
FAX
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u faxnummers van bestemmingen kunt invoeren.
U kunt faxnummers van bestemmingen invoeren met de cijfertoetsen of door een eerder opgeslagen faxnummer op te
roepen met het adresboek of een zoeknummer.
EEN FAXNUMMER INVOEREN MET DE
CIJFERTOETSEN
Een onderbreking invoeren tussen de cijfers van het nummer.
Voer na het gebruikte nummer een onderbreking in om vanuit een PBX te bellen (bijvoorbeeld na een "0") of na de
landcode van een internationaal nummer.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
BESTEMMINGEN INVOEREN
Voer het faxnummer van een
bestemming in met de cijfertoetsen.
Let erop dat u het juiste nummer invoert.
Als het verkeerde nummer is ingevoerd...
Druk op de toets [WISSEN] ( ) om het nummer te wissen en voer het juiste nummer in.
Selecteer de toets [Onderbreking].
Selecteer de toets [Onderbreking] en druk op [OK]. Er wordt
een streepje (-) ingevoegd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Onderbrekingstijd
Dit wordt gebruikt om de lengte van de onderbrekingen in te stellen. De standaardinstelling is 2 seconden.
OKVORIGE