Operation Manual
3-54
PRINTER
Inhoudsopgave
AFDRUKBESTANDEN OPSLAAN
(Vasthouden)
Deze uitleg veronderstelt dat het papierformaat en ander basisinstellingen al zijn geselecteerd. Voor de basisprocedure
voor het afdrukken en de stappen voor het openen van het instelvenster van de printerdriver, zie het volgende gedeelte:
☞ Windows: BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN (pagina 3-4)
☞ Macintosh: BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN (pagina 3-16)
Menu [Vasthouden]
Alleen vasthouden
Deze instelling wordt gebruikt om een afdruktaak op de harde schijf van het apparaat vast te houden zonder de taak af
te drukken.
Vasthouden na afdr.
Deze instelling wordt gebruikt om een afdruktaak op de harde schijf van het apparaat vast te houden nadat de taak is
afgedrukt.
Voorbeeldafdruk
Wanneer een afdruktaak naar het apparaat wordt gezonden, worden alleen de eerste vellen afgedrukt. Na de inhoud
van de eerste set kopieën te hebben gecontroleerd, kunt u de overige sets afdrukken vanaf het bedieningspaneel van
het apparaat. Hierdoor wordt voorkomen dat u grote aantallen foutieve afdrukken krijgt.
Voor het afdrukken van bestanden op de harde schijf van de machine, zie "EEN OPGESLAGEN BESTAND AFDRUKKEN"
(pagina 3-56).
(1) Klik op het tabblad [Taakverwerking].
(2) Selecteer de instelling voor vasthouden.
Schakel het selectievakje [Vasthouden] in . Selecteer
de methode van vasthouden in "Vasthouden
instellingen". Schakel om een wachtwoord (getal van 5 tot
8 cijfers) in te voeren het selectievakje [Wachtwoord] in
.
Raadpleeg voor Windows de Help van de printerdriver voor informatie over de printerdriver-instellingen voor elke
afdrukfunctie.
Windows
(1)
(2)